Toppers van toen, van N tot en met Z
Bill Nilsson de eerste 500cc Wereldkampioen en zijn AJS
Iedere motorcrosser heeft lang (of kort) na zijn carrière nog één laatste wens: had ik mijn oude motor nog maar ! Klinkt bekend ? Gedeeltelijk gaat deze anekdote daar over, onze hoofdpersoon bouwde zijn eigen motor. Daartoe nam hij een 350cc Engelse wegrace motor en bouwde die eigenhandig om tot 500cc crosser. Kan de jeugd van tegenwoordig zich natuurlijk niets bij voorstellen maar de man werd er ook nog wereldkampioen op, de eerste wereldkampioen ooit, ook dat nog. Bedenk wel, allemaal op dezelfde machine, ja ook daarom moesten de rijders van destijds veel meer (zelf) werken aan hun machine. Lang, heel lang na afloop van zijn racerij dacht onze hoofdpersoon vaak terug aan die speciale machine en vroeg zich af of hij die ooit zou terugvinden. Wat hij niet wist –en zo gaat het wel vaker- dat een echte liefhebber die zelfbouw machine al jaren lang in diens bezit had en hem restaureerde tot in de originele staat. En daar liet hij het bij … in afwachting van een telefoontje van de man die deze bijzonder machine naar de wereldtitel reed.
Oh ik heb de naam nog niet van de machine en zijn berijder genoemd? Het gaat om een van de grote helden van de Motocross mensen, Zweed, dubbel wereldkampioen 500cc en geliefd bij velen tijdens en na zijn loopbaan. Helaas is Bill Nilsson (bijnaam Wild Bill of Buffalo Bill), want daar draait het om, niet meer onder ons nadat hij vorig jaar overleed. Hij was aan de kant gezet door BSA en nam die drastische beslissing om van een AJS wegracer een crossmotor te bouwen waarop hij in 1957 zijn eerste wereldtitel binnen haalde. “Ik reed al een paar jaar voor BSA maar daar vond men dat ik met mijn rijstijl en inzet niet bij het merk paste en men schoof mij aan de kant. Ja ik was een beest op de motor en liet me door niemand aftroeven. Ja ik had een reputatie van een felle, soms wel gemene rijder. Daarna ging ik met de AJS aan de gang en troefde de BSA mannen het jaar erop dus af met de wereldtitel.” Dat jaar -1957- werd het 500cc wereldkampioenschap door de FIM ingesteld en Nilsson was dus de allereerste rijder die de titel veilig stelde. In 1960 herhaalde Bill die prestatie maar dan op een Husqvarna en in de tussenliggende jaren werd hij tweede met een Crescent (eigenlijk de AJS) en na de tweede titel werd hij in 1961 opnieuw tweede. Tevens scoorde Bill Nilsson 4 nationale titels en hij was 3 keer lid van het winnende Zweedse Motocross des Nations team. Een hele grote dus! In 1958 streed Nilsson met de Belg René Baeten om de titel en in de voorlaatste wedstrijd op de Citadel van Namen reed Bill de Belg van zijn motor zoals hij dat zelf verklaarde. “Ik probeerde van alles om hem te passeren maar alle pogingen mislukten dus was het tijd in de laatste ronde om hem dan maar te rammen. Echter we kwamen beiden ten val en het publiek bemoeide zich ermee en hield mijn motor vast. Ik sloeg iemand een tand uit de mond voor ik de race kon voortzetten maar verloor die dag de kans mijn wereldtitel van 1957 te behouden.” Baeten won een week later de GP in Ettelbruck met Nilsson als tweede. In de slotrace in Zweden scoorden beiden een nul en René Baeten werd met 8 punten voorsprong de nieuwe kampioen. Bill Nilsson scoorde in totaal 15 GP overwinningen en was met Sten Lundin, Rolf Tibblin, Jeff Smith, Les Archer and René Baeten de grondlegger van de huidige motocross. Dit waren de mannen die de motocross tot een populaire sport maakten. In hun hoogtijdagen kwamen duizenden ja zelfs tienduizenden toeschouwers op de wedstrijden af. Bekend of beroemd werden nu lang vervlogen merken als BSA, FN, Matchless, Norton, Husqvarna, Monark, Lito om er een paar te noemen. Bill Nilsson (1932-2013) begon zijn motorsport avonturen als 18 jarige in de speedway maar kreeg weinig support en stapte over naar de cross. Even een tussendoortje: oude liefde (en kennis) roest niet en jarenlang bouwde hij de speedway motoren voor Greg Hancock, de Amerikaan die afgelopen weekend zijn derde wereldtitel boekte. Nilsson was een knokker, een coureur die reed met zijn hart en hij maakte de mooiste momenten mee in de motorsport maar betaalde ook een hoge prijs. Zijn 20 jarige zoon Dick overleed in 1980 bij een cross ongeluk en dat trok een zware wissel op het gezin. Zijn tweede zoon Jeff Nilsson reed jarenlang mee in de top van het wereldkampioenschap motocross en enduro maar Jeff kon zijn vaders titel niet evenaren in de cross. Wel in de enduro met zijn 125cc wereldtitels in 1991 en 1992. Over de gevaren van de motorsport had Bill Nilsson een unieke kijk met deze stelling: “Ik zou jongelui adviseren ga aan wegrace doen en niet aan motocross met al die enorme sprongen, dat maakt motocross allemaal heel gevaarlijk.” Tot slot terug naar het begin, de AJS die in het bezit van een Zweedse landgenoot van Bill Nilsson kwam en totaal werd gerestaureerd. Dat nieuws deed de ronde en kwam bij Bill terecht. “Laat die man mij bellen, ik wil hem terug kopen.” Er gebeurde echter niets, er werd niet gebeld. Waarop mensen de eigenaar -die woonde diep in de Zweedse bossen- benaderden met de vraag waarom hij Nilsson niet belde? “Die motor staat hier goed. Bill is die motor al zoveel jaren kwijt, laat hij zelf bellen, dan kan hij hem komen ophalen. Ik ga hem niet bellen.” Hieronder de kampioen en zijn hervonden machine.
En daarmee is ook dit verhaal weer rond.
Graham was een beetje een wilde jongen maar hij won met zijn wonderlijke
rijstijl in 1979 wel de 500 wereldtitel en snoepte hem weg voor de neus
van Wolsink. Graham Noyce kwam in 1975 als een duvel uit een
doosje het WK 500 binnen. Ik had hem over het hoofd gezien in de
Hollandse GP op Lichtenvoorde. Of hij daarna Namen reed is mij ontgaan
... een week later op Ettelbrück konden we niet meer om Noyce heen. Hij
kletterde in de laatste ronde hard van zijn Maico. Raapte het spul op en
bracht duwend zijn lam geslagen machine over de finish. Noyce was binnen
... Zijn rijstijl viel in 1976 meteen op - het jaar waarin hij met een
oud Transit busje Europa rondtrok. Hij won een manche in zijn thuis GP
op Doddington Park en werd vierde in het WK tussen Weil en Lackey. Zijn
naam was gevestigd, Honda lijfde hem in, hij klopte Wolsink in 1979 en
de rest is history. Het ware geluk had Noyce aan zijn zijde een paar uur
na het binnen halen van zijn wk titel 1979 op Namen. Na het (wilde)
feest wilde hij met te veel bravoure (en drank in de man ..) de Maas
over zwemmen. Geluk was dat iemand hem er nog net op tijd uit haalde. Velen waren verbaasd dat hij met zijn stijl achter op
het zadel nog goed kon afdraaien. Na een dik Honda fabriekscontract toen
het wat minder ging naar KTM .. Een keer van een balkon gevallen ...
toch reed (misschien rijdt ..) Noyce nog veteranen wedstrijden, hij is
van feb 1957.
Klik op de foto voor Graham zijn motoren TORSTEN HALLMAN: WERELDKAMPIOEN, WERELDBURGER EN TOPONDERNEMER.
Dit jaar maakte ik mijn jaarlijkse reisje van
een aantal dagen met mijn beste vrind Nico van de Kuinder naar Zweden.
Naast het bezoeken van oude relaties speelde de vraag: waarom zijn er al
28 jaar geen Zweedse motocross kampioenen meer? Marcus Hansson was de
laatste in 1994. Ik sprak met hem maar hier gelden nu strenge regels tot
1990 en kan diens verhaal hier niet brengen. We begonnen onze reis met
een bezoek aan mijn oude Zweedse importeur Scott Sports in Uppsala dat
destijds nog Hallman Motorsport heette. Via die weg kwamen we bij
Torsten Hallman aan tafel en een gesprekje van hoogstens een half uur
liep uit tot bijna twee uur. Op 17 oktober dit jaar werd Torsten 82 jaar
maar ik prijs me gelukkig dat ik al in 1977 voor het eerst in contact
kwam met de grote Zweed op een Grand Prix. Daar werd Totte zoals zijn
koosnaam luidt altijd vergezeld door zijn rechterhand Håkan Ericsson die
tegenwoordig de scepter zwaait bij Scott Sport in Uppsala, de
geboorteplaats van Hallman. Maar Ericsson groeide op en leerde de fijne
kneepjes in het magazijn van Torstens eerste winkeltje. Mister Motocross is wereldwijd een begrip,
dat is Roger DeCoster. Net als hem is Torsten een techneut die alles
zelf uitvond en er niet voor terug deinsde om zelf zijn handen vuil te
maken. Hallman was nauw betrokken bij de ombouw van de populaire
Husqvarna Silver Pilen motorfiets tot wat wij kennen als de favoriete
Zweedse crossmachines uit de 60-er jaren. “Husqvarna had geen enkel idee
om de crossmotor die wij tot een succes maakten in productie te nemen,
daar zag men geen brood in. Er moesten druk worden uitgeoefend en geld
gevonden bij de kettingzaag afdeling die tot heden samen met de
maairobots de kurk zijn waar Husqvarna op drijft. Zo werd geld
vrijgemaakt om de eerste 100 stuks crossmotoren te produceren. Later
werden dat er 200 en 400 stuks, van 250 tot 400cc. De aanbetaling was
iets van 100 dollar. Geen wonder dat de Zweedse motofiets industrie net
als in Engeland ter ziele is gegaan.” We noemen wat namen van wereldkampioen op het
roemruchte Zweedse merk in de jaren 60 en 70: Torsten Hallman (4 solo
wereldtitels); Bengt Aberg (2), Heikki Mikkola (2), Hakan Carlqvist (1).
Na overname door Electrolux zette Jacky Martens die reeks door met zijn
wereldtitel in 1993. Was Husqvarna toen echter nog wel de echte zoals
die waar wij mee opgroeiden? Onlangs op rondreis door Zweden was er alle
reden voor een Husqvarna bezoek waar ik nog op terug zal komen.
DE EERSTE MOTOCROSS BUITEN EIGEN LAND. Er is al vaak over Hallman geschreven en het
begin laat ik voor de moeite maar weg. Ga bij dit verhaal niet op zoek
naar crossfoto´s die zijn er al genoeg. Zijn internationale doorbraak
tot de wereldtop kwam in 1962 met zijn eerste van zijn vier wereldtitels.
Het internationale avontuur begon met een enduro in Polen in 1958; zijn
eerste motocross wedstrijden buiten Zweden waren in 1959 en Torsten
vertelt. “Samen met een collega crosser, Sievert
Ericsson (later de magazijnmeester in Hallman Motorsport en oom van de
hierboven genoemde Håkan Ericsson -HvH) hoorden we van een cross in het
Franse Pernes les Fontaine dat net boven Parijs zou liggen. Sievert was
Zweeds kampioen geweest en succesvol. Bovendien had hij een oude
Volkswagen die goed van pas kwam om naar de Franse hoofdstad af te
reizen. Na twee dagen zaten we in zuid België en probeerden iemand te
vinden die ons de weg kon wijzen naar Pernes les Fointaine. Niemand die
het wist en zodoende gingen we op zoek naar een kaart van Frankrijk.
Bleek dat Pernes les Fontaine in de buurt van het zuidfranse Marseille
te liggen. Veel verder dan gedacht en omdat we de route niet kenden en
over de bergen trokken kwamen we kort voor de wedstrijd op het keiharde
circuit aan. Snel werd onze geleende aanhanger, een boottrailer met
daarin onze twee machines plus onderdelen, van zijn inhoud ontdaan en
konden we aan de slag. We waren behoorlijk goed bezig bij onze vuurdoop
op buitenlands terrein werden 3e en 5e. Op het circuit ontmoetten we een
Franse journalist op zoek naar verhalen met jonge talenten, het liefst
buitenlanders. Hij wees ons op een wedstrijd het weekend erop in Nantes,
in het westen van Frankrijk. Ik kende een beetje Frans en zocht contact,
we kregen een start toegewezen met wat start en prijzengeld dus opgewekt
trokken we die week door Frankrijk. We werden dat weekend eerste en
tweede, het was mijn eerste buitenlandse zege. We hadden niets
voorbereid en waren zo maar aan dit avontuur begonnen. We hadden de
smaak te pakken en meer dan 200 dollar bijeen gereden. Dat leek toen
veel (en was het ook) maar niettemin nauwelijks genoeg om de thuishaven
te halen. We hoorden van een internationale race in
Holland die door de week werd verreden (mogelijk Markelo op
Hemelvaartsdag 7 mei 1962? HvH). We kregen geen startgeld maar konden
voor prijzengeld aan de start verschijnen wat we per telex bevestigden.
Ik vocht me door het stof naar voren en meende de winnaar te zijn maar
daar stond Dave Bickers al uitgerust mij op te wachten die een minuut
vooruit was gefinisht. Zo konden we met succes onze thuisreis volbrengen.
Geen geld maar wel een ton aan ervaring rijker en met nieuwe kontakten
keerden we huiswaarts want we werden door onze collega´s ruimschoots
geholpen.” TORSTEN HALLMAN, RACER EN ZAKENMAN. Al snel volgden er veel meer kriskras reizen
door Europa toen Torsten Hallman een vaste gast in het WK werd. Er werd
meer geld verdiend met crossen maar het zakelijk inzicht van Torsten
groeide met de dag. “Ik had al snel door dat er met handel meer te
verdienen viel dan met mijn favoriete sport. En we reden in die jaren in
een stuk of 4-5 Oostblok landen waar we in lokale munt werden uitbetaald
wat in het Westen niets waard bleek.” Dat leverde omgerekend inderdaad nauwelijks
iets op en vandaar dat de slimme Zweed met antiek de extra verdiensten
realiseerde. “Achter het IJzeren Gordijn als de DDR, Tsjecho-Slowakije,
Rusland, Polen, kon je beter je verdiende geld uitgeven aan spullen die
je in ons thuisland met leuke winst kon verkopen. Ik denk aan zilver en
aan antiek, nee niet aan kristal of gereedschap en dat soort spul dat
anderen ruilden voor de Oost-Europese valuta. Juist het antiek verkocht
ik met gemak op lokale markten in mijn eigen land. Kristal was heel
goedkoop in het land van de CZ´s maar dat kon ik in Zweden niet kwijt.
Via deze weg ontstonden mede mijn commerciële kwaliteiten die ik later
in de USA en Zweden zou uitbouwen tot een zakelijk imperium samen met de
Eneqvist broers.” Hallman vocht enorme gevechten uit met 6
voudig wereldkampioen Joël Robert. Maar anders dan je zou kunnen
verwachten was Joël op de races zijn beste vriend. Pech hield Hallman in
Launsdorf van een vijfde titel af anders waren beiden op 5 stuks
geëindigd. “Wij hielpen elkaar want we hadden elkaar nodig. Dat was
vroeger heel gewoon. Vóór ik naar Yamaha ging om dat merk klaar te
stomen van een omgebouwde straatfiets (net als bij Husqvarna-HvH) tot
een wereldtopper werd ik gevraagd door Suzuki voor die job. Ik speelde
die uitnodiging door en zei: neem de tweede beste Zweedse motocrosser
Olle Pettersson aan om julle DR 250 machine te ontwikkelen tot
crossmotor. En is dat gedaan pak dan die jonge knaap Robert, dat wordt
een wereldtopper.” En zo geschiedde. Mijn bewondering voor Hallman de coureur
wordt al jaren overtroffen voor de enorme ontwikkeling die hij als
zakenman ten toon spreidde. In de 90-er jaren zaten er meer dan 15
bedrijven als Hallman Sports en Hallman Distribution in de portefeuille
van de beursgenoteerde Eneqvist Bolangen AB. Daarin zaten verder onder
meer diverse importen van wereldmerken als Shimano en Scott naast een
aantal grote Zweedse Volvo dealer schappen. DE EERSTE ZAAK IN CALIFORNIË. Al vroeg na zijn kennismaking in 1966 met
Amerika werd het Hallman duidelijk dat daar een enorm sportief en
commercieel potentieel lag. Hij was een succesvol coureur en een
voorbeeld voor de Amerikaanse nieuwkomers in de sport. Hij had al snel
een bescheiden zaak in La Mesa bij San Diego dat werd gerund door zijn
landgenoot en ex crosser Lars Larsson. “Die ging eens per jaar vanuit
Californië naar Malung in Zweden om de hele jaarproductie van leren ABH
crossbroeken en handschoenen op te kopen. Lars dreef ze bijna tot
wanhoop want hij claimde 100% van hun productie en legde de complete
order neer. Dat dreef de eigenaar tot wanhoop die zei: laat ons een
klein deel kunnen verkopen in Europa. OK zei Lars en hij vertrok met
“dan zie ik jullie over een jaar wéér.” KTM WERD HEM AANGEBODEN. Torsten Hallman was betrokken bij de Pentons die de Amerikaan Jack Penton bij KTM liet bouwen. “Ik gaf de Oostenrijkers allerlei verbeteringen door voor die Pentons voor Amerika maar al snel zei Mister Trunkenpolz we willen geen Husky namaken maar ons eigen model. Hij gaf ons wel de KTM import voor Zweden en veel later kreeg ik het aanbod heel KTM te kopen dat op zijn einde liep en door 4 importers overeind werd gehouden tot Stefan Pierer het merk kocht die ook Husqvarna terug bracht.”
In de tussendtijd bracht Torsten samen met
Sten Lundin (vandaar HL500) de Yamaha viertakt crosser op de baan in
handen van Bengt Aberg. Ach ja dit alles is zo maar een inkijkje in zijn
belangen in de crosswereld.
Roger DeCoster reed na ABH zijn hele loopbaan
met Hallman broeken en handschoenen en is na zijn 5 wereldtitels
onlosmakelijk verbonden gebleven tot de dag van vandaag met de
motocross. Maakte Suzuki en Honda kampioen in de USA en zelfs nu al
jaren flikte hij kunstje opnieuw en nu zelfs met een Europees merk KTM.
Ik stel Torsten Hallman op hetzelfde niveau als DeCoster maar dan als
zakenman. Met zijn kompanen – ex collega Grand Prix rijder Staffan
Eneqvist en diens broers – werd Torsten een geslaagd zakenman. Toch kwam
in ons gesprek naar boven dat zijn naam in de USA groter is dan in eigen
land Zweden. Hallman begon samen met Bob Maynard het kledingmerk THOR
als opvolger van Hallman Motorsport. De Amerikaanse tv maakte in de
serie The Motocross Files, Torsten Hallman een mooie documentaire over
het Zweedse fenomeen. GENTLEMAN HALLMAN. Als het gesprek zijn einde nadert staat
Torsten op en keert terug naar de tafel met zijn boek, slaat het open en
schrijft “For Harry! Best wishes from Torsten.” Net als DeCoster is
Torsten Hallman een icoon. En bovendien iemand die met zorg zijn statuur
op orde houdt. Laten we even een paar foto's maken was mijn voorstel.
“OK dan, heeft iemand een moment de badkamer nodig?” Ik hoorde het wel
maar niemand reageerde. Met uitzondering van Torsten zelf. Nog iets
beter het haar in de plooi, even het hemd strakgetrokken nam hij plaats
voor zijn machines. Every inch a gentleman zou je kunnen zeggen. Voor
velen nog steeds een held uit mijn jonge jaren die op uitmuntende wijze
zijn imago weet te continueren. Naast Heikki Mikkola staat zijn monteur Heikki “Hessu” Pentilla (later bij Malherbe) en over schiet me een anekdote te binnen die destijds de ronde deed. Eind 70’s begin 80’s waren de rijke jaren waarin fabrieksrijders maar ook fabrieksmonteurs bij de Japanse merken dik betaald werden.
Bravisimo !! Jarenlang jurylid voor italiaanse rijders op de GP met zijn zweedse klompen, hele fine vent, sprak goed Frans. Maar was ook een stuurman met talent, een van de Italiaanse klassiekers. Elk jaar komen in Imola de wereldsterren van de 50's en 60's nog bijeen John Penton (1925) –de man op de foto- was in de tijd van o.a. Steve McQueen een enthousiaste Amerikaanse Husqvarna rijder en reed meerdere Zesdaagsen in Europa. Hij bezocht de Zweedse fabriek maar vond de ontvangst Scandinavisch (?) kil.
Het jaar daarop was Penton terug in Europa en vroeg daarom aan KTM om een serie lichte offroad motorfietsen voor hem te bouwen onder zijn naam. Hij legde 6000 dollar aanbetaling neer voor 6 prototypes en zo ontstonden in 1968 KTM's onder de naam Penton.
Later verkocht Penton zijn distributie aan KTM nadat er inmiddels 25.000 Pentons verkocht waren. En zoals we nu weten, tientallen jaren later verschenen er KTM's nu in blauw-witte kleuren en die heten dan weer Husqvarna, de wereld is klein nietwaar?
Eind 60’er – begin 70’er jaren maakten de
Europese toppers de motocross bekend in Amerika met de Trans-Am races.
De deelnemers van toen, ik noem er een paar: Jeff Smith, Torsten
Hallman, Roger DeCoster, Heikki Mikkola, Joel Robert, Pierre Karsmakers
en Gerrit Wolsink zij reden door heel Amerika veel wedstrijden na afloop
van het GP seizoen. Tientallen Europeanen hadden daar een prachtige tijd
als missionaris hoe je motocross echt reed. Pierre Karsmakers maakte de
overstap naar Amerika, won en werd een inspiratie voor de lokale rijders
die nog veel moesten leren van o.a. deze Europeanen. Amerikaanse wereldkampioenen. Op deze manier kwam de Amerikaanse jeugd in
contact met de motocross zoals wij die kennen. Later kwamen Amerikanen
over om hun geluk in de WK races in Europa na te jagen. Brad Lackey en
Danny Laporte bezorgden de Yanks hun eerste wereldtitels in 1982. Chad
‘Trampas’ Parker, Donnie Schmit en Bobbie Moore zouden dat later
herhalen. Soms heb je een bepaald idee hoe een en ander
tot stand kwam, zo ook bij mij en ik dacht het meeste wel te weten. Toen
ik een onbekend interview met Jim Pomeroy tegen kwam zag ik een
mogelijkheid hem beter te leren kennen. En leerde daaruit: Pomeroy was
op een aantal punten de “eerste Amerikaan.” Jim Pomeroy werd geboren op 16 november 1952
in het kleine plaatsje Sunnyside in de staat Washington. Die staat met
hoofdstad Seattle ligt ten noorden van Californië aan de Canadese grens.
Vader Pomeroy had een motorzaak, zijn monteurs waren o.a. Bob en Robert
Knievel, de laatste kennen we beter als Evil Knievel de stuntman. Al in zijn jeugd was Pomeroy succesvol.
Begonnen als 10 jarige en toen al vaak winnaar in Washington in diverse
motorsport Off-Road disciplines, niet alleen cross. Op 14 jarige
leeftijd volgde hij zijn Canadese vriend naar een race in Calgary (Can)
die Jim won en zo werd hij een bekende in west Amerika en Canada. Toen
de Europeanen voor de Trans-Am ook naar zijn staat Washington kwamen
ging alles in een hogere versnelling. Pomeroy werd tweede in de eerste
LA Coliseum Supercross van 1972 die Marty Tripes won. Naar Norg, Holland Er is een vroege link tussen Jim Pomeroy en
ons land want hij kwam in 1972 over naar Norg voor de Motocross des
Nations als lid van het Amerikaanse team met verder Brad Lackey, Jim
Weinert en Gary Jones. De Yanks werden zevende (gelijk in punten met
Denemarken maar 4 ronden minder gereden) en onze hoofdpersoon scoorde
een 17e en 33e plaats. Afzien dus op dat lange en zware circuit zo stel
ik me voor. Lackey was al verder in zijn ontwikkeling en scoorde een 8e
en 13e plaats. Maar we concentreren ons dit keer op Jim
Pomeroy. Er was in die tijd nog geen USA Grand Prix geweest om zich te
meten. Jim’s glorie bereikte hij voor de eerste keer op Europese bodem
bij de 250cc Grand Prix te Sabadell in 1973. Daar was de vaste
openingswedstrijd van het WK op dat circuit niet ver buiten Barcelona.
Pomeroy reed Bultaco en won de eerste manche en de Spanjaarden werden
helemaal gek, een Amerikaanse winnaar op hun merk. Na een matige start
reed Jim binnen een ronde op kop. Met de vierde plaats in race twee won
hij de GP en werd op slag een nationale held. Even tussendoor: de eerste Amerikaanse GP
motocross was de Carlsbad USGP van 24 juni 1973 gewonnen met dubbele
zege door Willy Bauer op Maico. Gevolgd op door de 125 USGP bij St
Louis, Missouri op 5 augustus 1973. Daar won Nils Arne Nilsson op
Husqvarna. Dat was de laatste ronde voor groep A (…) van het Europees
(...) 125cc kampioenschap. Klinkt heel vreemd nietwaar … Maar laten we Jim nu zelf eens aan het woord.
Was hij meteen succesvol als jeugdig coureur? JP: “Nee helemaal niet, eerder een angstige
rijder. Tot ik mijn eerste trofee won, daarna schudde ik alles van me af
en reed ik vol vertrouwen. Pas veel later kwam ik er achter dat mijn
vader die trofee had ‘gekocht’.” Europa leerde je echt kennen na die GP zege
in Sabadell, 1973. “Ja ik wilde me met de Europese top meten op
eigen grond. Ik reed al Bultaco en Spanje was de eerste GP van mijn
leven. Maar twee weken voor die WK opener sloeg de twijfel toe en ik
stond op het punt naar huis terug te keren. Geen geld meer en wij
Amerikanen stonden bij sommigen bekend als rijders die er maar weinig
van bakten.” “Afijn we gaan toch van start in de openings
250cc GP dat jaar, ik had een redelijke start rond de 12e plaats maar
reed afwijkende lijnen en binnen een ronde lag ik op kop. Mijn
allereerste Grand Prix en meteen op kop en nog wel tot aan de finish! Ik
herinner me die race nog als de dag van gisteren. De baan was breed en
ik paste mijn ervaring van de flattrack toe: niet te veel remmen, een
versnelling hoger en buitenom passeren. De Europeanen staken de bochten
kort af en zo zat ik binnen korte tijd aan de leiding. In de tweede
manche won Weil voor Andersson. Mijn grote voorbeeld Joël Robert had
toen zijn beste tijd al achter zich.” Je kende Robert en meer van die Europeanen? “Oh ja van de Trans-Am wedstrijden, in
november kamen ze allemaal naar Puyallop, Washington en dat was een uur
van ons huis. Joël had een reputatie als de sterke man die niet hoefde
te trainen. Dat klopte inderdaad en sommige rijders volgden hem door
voor en na de races lekker feest te vieren. Zij hadden een zwaar seizoen
achter de rug en konden in de Amerikaanse winter stoom afblazen.
Uiteraard namen ze hun sport wel serieus, er stonden ook commerciële
belangen op het spel zoals voor Husqvarna dat erg populair werd.” “Ik was nooit een feestbeest en nam het leven
serieus. Ik was fit en wist dat ik mij na een mindere start geen zorgen
moest maken want in het laatste kwartier had ik nog plenty energie over.
Met mijn conditie en zelfvertrouwen zat het wel goed.” “Toen we vanuit Spanje werkten was het wel es
lastig met de heel andere levensstijl daar. Daarom raceten we na de
wedstrijden terug naar Frankrijk maar soms kreeg je daar niets te eten
omdat je net te laat kwam en de keuken dicht was. Terwijl ze in Spanje
pas om een of tien aan het avondeten begonnen. Met het eten en al die
landsgrenzen binnen Europa en allerlei verschillende valuta was het niet
makkelijk voor ons Amerikanen.” Was je geaccepteerd door de concurrenten na
je zege? “Uh dat duurde tot na de tweede GP in Italië
en ik nog steeds goed stond in het WK. In de derde GP kwam Håkan
Andersson voorbij, hij stapte toen over op zijn mono Yamaha en begon
zijn opmars die tot de titel leidde.” Je was meteen de held thuis? “Nou dit werd er van Jim Pomeroy na mijn
overwinning gezegd: Jim was de eerste Amerikaan die een GP won, hij was
ook de jongste GP winnaar ooit, hij was de eerste Amerikaan die het WK
leidde, hij won een manche in de Trophee des Nations, hij won in
Supercross.” “Men dacht toen als Jim de Europeanen kan
verslaan dan kan iedere Amerikaan dat. Dat gaf ons allen moed en we
wisten dat het niveau van de Europeanen ook voor ons weggelegd was. In
die tijd hadden wij alleen de film “On Any Sunday” en de Trans-Am races
maar mijn Grand Prix overwinning betekende voor ons Amerikanen een
geweldige mentale doorbraak.” Pomeroy scoorde als volgt in zijn WK jaren
vanaf 1973: 7e–14e–7e–4e allemaal op Bultaco 250cc. In 1974 won hij de
Houston Supercross. In 1975 werd team USA in de Trophee des Nations te
Maggiora (It) derde dankzij de overwinning van Jim in de eerste manche.
Een jaar eerder werd team USA tweede in de Motocross des Nations in
Zweden en maakte Pomeroy eveneens deel uit van dat kwartet met verder
Weinert, DiStefano en Lackey. Daarna reed Jim Pomeroy twee jaar in het
American Honda team, werd in het eerste jaar 1977 tweede achter Hannah
in het Supercross kampioenschap en won de eerste manche van de 500 USGP
op Carlsbad. Pomeroy finishte 3e en 5e in het AMA National Championship
in de jaren 1977 en 1978 op Honda maar sukkelde dat tweede jaar met
blessures. Ook op een Japanse motor was je succesvol. “Zeker maar eind 1978 wenste Honda me in de
USA houden en ik wilde naar Europa waar een paar Honda rijders al actief
waren in de GP’s. Daarom liep het mis, ik was de enige rijder van het
American Honda team die ontslag nam en vertrok naar Europa. Met een
aanbieding van KTM leek alles er goed voor te staan maar mijn oude
monteurs en de mensen op de fabriek haalden mij over en ik ging terug
naar Bultaco. Helaas sloot men na 6 maanden de fabriek en maakte ik het
seizoen af op een Beta – toen was het Grand Prix avontuur afgelopen.” Na blessures die hij al had opgelopen door
zijn gehele carrière kwam er een einde aan Jim’s professionele racerij
maar hij bleef veteranen wedstrijden rijden. Meestal reisde hij met zijn
eigen vering en leende ter plekke een Bultaco die een bewonderaar hem
ter beschikking stelde. In 1999 werd Pomeroy opgenomen in de AMA Hall of
Fame, volkomen terecht! In 2003 kreeg hij de originele trofee die bij de
GP overwinning in Spanje hoorde. Hij werd alom geroemd als persoon, dat
maakt een van de laatste foto’s duidelijk. Jim Pomeroy kwam om het leven door een
onfortuinlijk ongeval met zijn jeep die omsloeg bij een eenzijdig
ongeluk, niet ver van zijn woonplaats Yakima, Washington. Zijn dochter
zat bij hem in de wagen en zij overleefde het drama wel. Zo kwam op 12
augustus 2006 helaas een vroegtijdig einde voor deze man die een grote
invloed had op de ontwikkeling van de Amerikaanse motocross.
Met dit verhaal
hebben wij meer duidelijkheid dat het voor de Amerikanen niet de eerste
titel van Lackey of de tweede van Laporte was maar die Grand Prix
overwinning van Jim Pomeroy op 8 april 1973 die de Amerikanen deed
inzien dat ook voor hen de wereldtop motocross tot de mogelijkheden
behoorde. En mede daarom is Jim Pomeroy ook een van onze helden. JIM POMEROY EN DE TROFEE VAN DE ZEGE IN
SPANJE Gister kwam ik met het verhaal over Jim
Pomeroy en zijn rol in de ontwikkeling van de Amerikaanse motocross.
Toen zag ik dat hij de trofee behorend bij die overwinning pas in 2003
kreeg uitgereikt door zijn broers en naaste vrienden. Je ziet de
verrassing bij Jim en ik kon het niet goed plaatsen. Dacht eerst nog dat
het een replica was maar in de begeleidende tekst spreekt men van de
originele trofee. Peer plaatste een filmpje van die gebeurtenis
30 jaar na dato. En ook een filmpje van die Spaanse GP in 1973. Dus
zetten mijn hersenen zich in werking vanmorgen en met mijn kennis van de
Spaanse taal kwam ik via het wedstrijdverslag tot de verklaring. Jim Pomeroy won de eerste manche en werd
vierde in de tweede, in punten 15 plus 8 is 23. De Duitser Hans Maisch
werd tweede en derde, in punten 12 plus 10 is 22. Echter de Spanjolen waren mogelijk niet op de
hoogte of al aan de vino. In elk geval werd Maisch door een gelijke
puntenstand -fout dus volgens de officiële FIM telling- en een betere
totaaltijd (1.32.46 dus ruim 1.5 uur was de totaaltijd van de twee
manches) tot overwinnaar uitgeroepen. Ik kan me voorstellen dat Pomeroy in zijn
eerste GP niet meteen op de hoogte was van deze fout. Ik kan me niet
voorstellen dat de Bultaco mensen de hen toekomende trofee zo maar naar
een Maico rijder lieten gaan. En ik kan niet begrijpen dat de juryleden
die fout niet terplekke constateerden. Ah ja voor hen was die job het
excuus om vooraan te staan. Blijft de vraag, kreeg Maisch de trofee en ging die met Hans naar Duitsland? Als ik er achter kom dan meld ik me weer maar heb er weinig vertrouwen in. NIET LACKEY, NIET LAPORTE MAAR JIM POMEROY Eind 60’er – begin 70’er jaren maakten de Europese
toppers de motocross bekend in Amerika met de Trans-Am races. De
deelnemers van toen, ik noem er een paar: Jeff Smith, Torsten Hallman,
Roger DeCoster, Heikki Mikkola, Joel Robert, Pierre Karsmakers en Gerrit
Wolsink zij reden door heel Amerika veel wedstrijden na afloop van het
GP seizoen. Tientallen Europeanen hadden daar een prachtige tijd als
missionaris hoe je motocross echt reed. Pierre Karsmakers maakte de
overstap naar Amerika, won en werd een inspiratie voor de lokale rijders
die nog veel moesten leren van o.a. deze Europeanen. Amerikaanse wereldkampioenen. Op deze manier kwam de Amerikaanse jeugd in contact
met de motocross zoals wij die kennen. Later kwamen Amerikanen over om
hun geluk in de WK races in Europa na te jagen. Brad Lackey en Danny
Laporte bezorgden de Yanks hun eerste wereldtitels in 1982. Chad
‘Trampas’ Parker, Donnie Schmit en Bobbie Moore zouden dat later
herhalen. Soms heb je een bepaald idee hoe een en ander tot
stand kwam, zo ook bij mij en ik dacht het meeste wel te weten. Toen ik
een onbekend interview met Jim Pomeroy tegen kwam zag ik een
mogelijkheid hem beter te leren kennen. En leerde daaruit: Pomeroy was
op een aantal punten de “eerste Amerikaan.” Jim Pomeroy werd geboren op 16 november 1952 in het
kleine plaatsje Sunnyside in de staat Washington. Die staat met
hoofdstad Seattle ligt ten noorden van Californië aan de Canadese grens.
Vader Pomeroy had een motorzaak, zijn monteurs waren o.a. Bob en Robert
Knievel, de laatste kennen we beter als Evil Knievel de stuntman. Al in zijn jeugd was Pomeroy succesvol. Begonnen als
10 jarige en toen al vaak winnaar in Washington in diverse motorsport
Off-Road disciplines, niet alleen cross. Op 14 jarige leeftijd volgde
hij zijn Canadese vriend naar een race in Calgary (Can) die Jim won en
zo werd hij een bekende in west Amerika en Canada. Toen de Europeanen
voor de Trans-Am ook naar zijn staat Washington kwamen ging alles in een
hogere versnelling. Pomeroy werd tweede in de eerste LA Coliseum
Supercross van 1972 die Marty Tripes won.
Sjonnie !!! Haalde veel te weinig uit zijn talenten, weet je dat Ponjee? Ik moet het voorzichtig zeggen want hij rijdt me naar St Tunnis de 20e hah vandaar. Heeft jaren lopen zeuren 'organiseer nou es een reunie' ... nu is het bijna zo ver, ik wed dat hij er niet van kan slapen. Goh wat een mooi brommertje dit Camel-Hondaatje, fraaie sprong ook. John is nog steeds dagelijks met cross zaken bezig, samen hebben we diverse onvergetelijke reizen naar China gemaakt op bezoek bij onze leveranciers. Ook mooie herinneringen en kan niet alles vertellen, ik wilde ooit es naar Chinese cross wedstrijden maar is er nog niet van gekomen.
Tsja maar wat heb daar
aan, goede rondetijden als beste tijdrijder ... krijg je geen punten
voor wel dan? Een seizoen goed afsluiten betekent op een slechte dag je best mogelijke resultaat neerzetten zonder jezelf over de kop te rijden, momenteel is Cairoli het beste voorbeeld en nooit geblesseerd waardoor hij 1 of meer races aan de kant staan
GERARD ROND, ALTIJD GOED VOOR VERRASSINGEN
Ik
zag de laatste weken met regelmaat de naam Rond langs
komen. Die van vader Gert Rond (RIP) en
zijn lichte Rond-Sachs machientjes en van zoon Gerard
Rond, de tienvoudig Nederlands kampioen en een topper in
mx, Enduro’s en zelfs rally’s.
Op
de St Tunnis reünie kwam ik Gerard op het laatste moment
nog kortstondig tegen en gelukkig was hij geen steek
veranderd. Hij kwam laat binnen en als enige van de
genodigden droeg hij geen naambadge, vond ie
waarschijnlijk niet nodig.
Voor
velen was Rond de man met de gulle lach en de grote mond
en hij is bijna niets veranderd ten opzichte van de foto
van 1980 wachtend op Namen. Sommige volgers snapten er
niets van dat Gerard heel goed het juiste wiel wist te
kiezen en zich op de voorgrond plaatste tegenover
tegenstanders die betere uitslagen scoorden maar toch
niet de publiciteit haalden zoals Gerard Rond dat deed
en dat zette soms kwaad bloed.
Gerard was maatjes met 2 bepalende journalisten en zo
wist hij zich verzekerd van publiciteit in De Telegraaf
en op de TV. Met die belangrijke ruggensteun en zijn
vlotte babbel kwam hij gemakkelijk aan contacten. En via
die manier leverde dat altijd behoorlijk materiaal en
goede sponsoring op. Laat Gerard Rond maar schuiven …
zoiets ja.
Na
de Rond-Sachs werd het een Yamaha 250cc in 1976 en een
lekkere 125cc fabrieks deal via Het Motorpaleis van Hans
Moerkerk (de Yamaha importeur) voor het jaar daarop. Net
als Wolsink in de 500cc moest Rond buigen voor zijn
naaste tegenstander en voor beiden was dat een Belg,
respectievelijk De Coster en Rahier en zo werden beide
Hollanders nipt van een wereldtitel afgehouden.
Een
incident met Gerard in de hoofdrol dat ik wil aanhalen
gebeurde tijdens de GP 500 van Ruskeasanta (Finland) in
mei 1980. Deze zware zandbaan is vaak een kolfje naar de
hand van de Hollandse meesters geweest. Gerard werd
tweede in de laatste manche achter Malherbe en voor
Lackey. Diens Kawa team had al een oogje op Gerard of
eigenlijk diens Suzuki en men vermoedde dat die te licht
was. Waarschijnlijk was dat ook zo …
Afijn de race was gedaan en meestal stond iedereen dan
al klaar en gepakt om direct na de finish af te reizen
naar de boot of het vliegtuig. Beide vertrokken op
zondagavond rond 18.00 dus haast was geboden en de
aanvangstijd van de tweede manche was daarop afgestemd.
Maar na het vallen van de vlag was het verbazingwekkend
te zien hoe Gerard Rond non-stop naar zijn Suzuki tent
racete die meteen dicht ging. Achter hem werd het
onrustig in het rennerskwartier en het verhaal ging dat
Kawa een protest had ingediend tegen de machine van
Rond.
Die moest opnieuw gewogen worden en de zaak kwam in de
jury, die had je toen nog. Om een lang verhaal kort te
maken: de controleurs vonden een losse ketting in de
filterbak van Rond’s fabrieks Suzuki. Er hing een
schandaal boven het hoofd van het Japanse team, dat zou
uiterst pijnlijk zijn. Op de foto zien we de twee controleurs (met Finse petjes) aan beide zijden van de Suzuki, dan in het midden Heikki Mikkola met dochter Hannah. Links van hem kijkt André Malherbe -de winnaar van de laatste manche- geïnteresseerd toe. Naast hem Patrick de Belgische vriend en het hulpje van Lackey want van de Kawa ploeg zien we verder niemand. Tenslotte op de rug gezien tweede van links de hoofdpersoon Gerard Rond.
Na snel overleg in de jury kwam de uitslag dat alles bij
het oude bleef en de uitslag werd niet gewijzigd. Even
tussendoor: de jury voorzitter was de Canadese Marilynn
Bastedo en voor Nederland zat Jaap Timmer in de jury.
Die twee kenden elkaar goed, laat ik het zo formuleren
en dat heeft vast bijgedragen aan de uitslag.
Wat me ontschoten was werd door Gerard in St Anthonis in
september vorig jaar bevestigd: “Er zaten ook nog twee
kettingen in mijn buddyseat.” Dus de Suz haalde vast
niet het minimum gewicht zonder deze ongewone extra
ballast. Die losse ketting werd mogelijk snel na afloop
in de filterbak gegooid om zeker te zijn ..??.. ik was
daar niet bij haahaa.
Roger DeCoster was eind 1979 door Suzuki als te oud en
overbodig beschouwd en hetzelfde gold voor Gerrit
Wolsink. De Japanners kozen voor een nieuw en veel
jonger duo JJ Bruno en Gerard Rond in 1980. Daarop
keerde Wolsink terug naar Maico en DeCoster ging in op
een aanbieding van American Honda om de toekomstige rol
als teambaas op zich te nemen maar hij wilde eerst nog
een jaar GP’s doen als afscheidstoer op dat merk. In de
WK eindstand van 1980 –het laatste GP jaar van Roger-
eindigde DeCoster als vijfde … ja inderdaad voor JJ en
GR. Oh het verhaal van de extra ketting gaf Roger DeCoster aanleiding tot de opmerking: “Suzuki heeft het tegenwoordig goed voor elkaar en geeft de rijders zelfs een extra ketting voor onderweg mee.”
NAAR
KTM
Eind 1980 trad Gerard in dienst bij KTM en ook dat is
een smakelijk verhaal. KTM staat voor Kronreif –
Trunkenpolz – Mattighofen, oftewel de twee mannen die
het Oostenrijkse merk een gezicht gaven in combinatie
met de plaats Mattighofen waar KTM nog immer is
gevestigd. Hans Trunkenpolz was de techneut en bouwde
vanaf de jaren 50 zijn eigen motorfietsen maar KTM werd
wereldberoemd met de blauw/witte crossers in handen van
Russen als Moisseev die de eerste wereldtitel binnen
haalde in 1974.
Zoon Erich Trunkenpolz nam nadien de leiding over en die
kende Gerard slechts terzijde want bij KTM trad eerder
de verkoopleider Kalman Cseh op de voorgrond. Die kende
het klappen van de zweep als een echte insider, Cseh
wist welke de potentiële cross kampioenen waren en ook
niet onbelangrijk: hij wist wat de rijders in de tijd
waard waren. Hem maakte je niks wijs.
Dus wist Gerard heel goed hoe hij zich bij KTM tegen de
hoogste prijs moest zien te verkopen, via de grote baas
Trunkenpolz en niet via diens rechterhand Cseh. In een
moment dat Gerard alleen was met Erich Trunkenpolz in
Mattighofen, in de auto onderweg naar het met regelmaat
bezochte restaurant, maakte Gerard zijn move en rondde
de deal af.
Trunkenpolz was een van de vriendelijkste managers in
het crosswereldje, zeker geen bikkelharde zakenman.
Terug op kantoor kreeg Cseh alle details van de nieuw
gecontracteerde rijder te horen. En zag Kalman tot zijn
schrik dat Rond een van de best betaalde rijders werd
wat een stevig gesprek tussen Cseh en Trunkenpolz
opleverde. Maar toen was Gerard Rond al terug op weg
naar zijn huis in de Betuwe.
Gerard kwam met de ontwikkelingsafdeling samen te werken
o.a. aan hun eigen ‘Pro Lever’ veersysteem achter. Daar
waar andere merken een simpeler mono systeem met
hevel(s) ontwikkelden deed men het bij KTM op eigen
manier met een schuivende hevel, enigszins afwijkend en
het werd uiteindelijk ook geen succes. Rond werd op het
Oostenrijkse merk zevende in het WK van 1981 achter
Lackey die het Suzuki fabrieks contract had gekregen en
JJ Bruno. Die twee eindigden het WK dat jaar als
respectievelijk zesde en vijfde; een jaar later werd
Lackey wereldkampioen op Suzuki … en werd ontslagen.
De twee jaren van samenwerking tussen Gerard Rond en de
KTM fabriek leverden beperkte successen op en in 1983
keerde Gerard terug op een Suzuki maar de resultaten
bleven uit tot de slotrace in St Anthonis waar hij met
een derde en tweede plaats het WK keurig afsloot. Daarna
reed hij nogmaals KTM en Kawasaki, sloot zijn jaren als
coureur af in Enduro’s en rally’s. Sindsdien leidt hij
al jarenlang een leven rond motorfietsen via zijn
Experience Island.
KTM ging failliet na de dood van Trunkenpolz maar het
merk herpakte zich buitengewoon succesvol na een
herstart onder leiding van de gedreven Stefan Pierer en
het merk won nog handenvol titels in cross, Enduro’s,
rally’s en zelfs wegrace en nu heeft KTM ook al MotoGP
plannen voor 2017. De omzet werd verveelvoudigd wat een
knappe prestatie is, belangrijker nog dan alle titels.
En eindelijk scoort het merk ook in de USA grote
successen … onder leiding van Roger DeCoster, inderdaad
die ja! Oh en Pit Beirer werd op een KTM slachtoffer van
een cross ongeluk in de GP van Bulgarije en belandde in
een rolstoel. Daarop nam KTM hem aan boord als de baas
van de race activiteiten, da's toch een mooi menselijk
gebaar. En het laatste huzarenstukje van Pierer was de
overname van Husqvarna en ook dat merk zette hij
eindelijk weer op de kaart. Kwam op begin jaren 60 en werd ingelijfd in het BSA team in de topjaren
van de veel bekendere Jeff Smith. Scott reed op een door de bekende
tuner Eric Cheney gemodificeerde Goldstar machine in deze foto.
Jerry Scott eindigde in 1964
en 1965 in de top tien van het WK 500cc met telkens een achtste plaats.
Het jaar daarop kwam zijn leven op brute wijze aan het einde. In een
onbelangrijke wedstrijd in Boltby (Noord Engeland) kwam Jerry in juli
1966 ten val na een snelle afdaling en schoof over de baan. Om het nog
triester te maken werd hij vol geraakt door zijn teamgenoot Smith. Jeff Smith over dit ongeval:
“Ik kwam volgas over een blinde sprong, daar was Jerry juist ten val
gekomen. Door van richting te veranderen probeerde ik hem te ontwijken
maar hij schoof zonder zijn motor over de baan en zo raakte ik hem.” “Het was een triest ongeluk
met een teamgenoot, ik kon hem onmogelijk ontwijken. Het was een
gevaarlijke baan en een volstrekt onbelangrijke race.” Smith was 500cc wereldkampioen in 1964 en 1965 en in 1966 vol in de race voor de verdediging van zijn WK titel. Door dit onfortuinlijke ongeval waarbij Jerry Scott het leven liet miste Jeff Smith de laatste 4 GP’s door een gebroken teen. Uiteraard was het fatale ongeluk met Scott een groter verlies.
Onlangs nog een discussie in USA gezien over Ricky Carmichael the GOAT, Greatest Of Them All ... kenners zeiden duidelijk dat James Stuwart de snelste op de planeet is, er echter te vaak naast ligt wat RC trouwens ook doet. En Travis Pastrana... tsja de allrounder en vooral de showman, als je zonder parachute uit een vliegtuig springt flirt je dan met de dood? En ik zeg: freestyle heeft niks met mx te maken, ik heb er niks mee. MICHELE RINALDI kreeg de titel in de schoot geworpen In de huidige motocross, wat zeg ik de laatste 20
jaren, is Team Rinaldi Yamaha een klinkende naam. De aimabele Italiaan
Michele Rinaldi begon in 1973 als 14 jarige met motocross en reed eerder
op TGM en Gilera alvorens hij de 125cc wereldkampioen werd van 1984 op
Suzuki.
Kees van der Ven won dat jaar de openings GP in
Vittorio Veneto, Italië en dat was best verrassend. Minstens zo
verrassend als de jeugdige WK debutant Davy Strijbos die 6 en 4 in de
manches werd. De tweede GP werd de eerste zege voor Strijbos in
Stevensbeek maar later gedurende dat GP seizoen 1984 was de titel
weggelegd voor Rinaldi’s landgenoot Corrado Maddii. Wat gebeurde er, waar ging het mis? Maddii nam de hoofdrol over dat jaar mede doordat Van
der Ven met zijn hand een paaltje van de afzetting raakte en zich
blesseerde in de zesde GP in Roggenburg. Hij was niet de enige want
Rinaldi had GP nummer 2,3 en 4 al gemist door een blessure. Corrado
bouwde in de tweede helft van het seizoen een voorsprong op van 55
punten op landgenoot Rinaldi. En dus besloot ik tijdens de voorlaatste GP in
Kuopio, Finland een uitgebreid interview met Corrado te maken. Zijn
vrouw zat erbij en luisterde mee, ik herinner me dat nog goed. Een leuk
en beschaafd stel, Corrado op het eerste gezicht een beetje verlegen.
Dat gesprek zou ik een week later met een paar slotvragen completeren op
de afsluitende GP in Luxemburg. In die Kuopio GP won Michele beide
manches en Maddii moest met 13 punten minder genoegen nemen. Wat kon er fout gaan? Het verhaal was dus al vrijwel
klaar op enkele regels en laatste ‘quotes’ na. De finale vond plaats op
een knullig circuit, geen spannende baan, niets in vergelijking met het
oude GP circuit. Maar wat kon Corrado Maddii gebeuren met zijn
comfortabele voorsprong van 30 punten met nog slechts 2 manches te gaan
?? Alles wat Maddii moest doen was het hoofd koel houden
en de felbegeerde titel zou voor hem zijn, 9 jaar na zijn intrede in de
cross. De Italiaanse rijder stond op de rand van eeuwig durende faam als
de eerste Italiaanse wereldkampioen motorcross aan boord van een
Italiaanse Cagiva machine. Tijdens de trainingen wisselden Maddii en Rinaldi
elkaar af met de snelste tijden. Even gas terug nemend na een super
snelle tijd waarmee hij zijn plannen ontvouwde legde Maddii zijn ronde
af op weg terug naar het rennerskwartier. Zijn landgenoot Michele Fanton
oefende op de start en ramde (ik neem aan ongewild) met zijn Aprilia de
onfortuinlijke Maddii. Kort daarop heeft men daarop de start training
verboden en veranderd. Afijn, beide Italianen sloegen tegen de grond.
Deze crash brak niet alleen de Cagiva maar, erger, het knakte Maddii’s
linker scheenbeen. Zijn (en Cagiva's) droom om Italië's eerste
wereldtitel motorcross kampioen te worden hing nu af van Rinaldi’s
uitslagen op zondag. Ik herinner me nog (met een tikkie schaamte maar het
werk gaat bijna altijd voor alles nietwaar …) dat ik Maddii op de
stretcher zag liggen en er op af rende en meteen een paar foto’s schoot.
Denkend aan het interview, aan de titel voor de hoofdpersoon van mijn
verhaal. Enne de foto’s weggooien kon altijd nog … toch ? Rinaldi won de eerste manche en de tweede manche werd
gewonnen door Alain Lejeune (Suzuki) die ons al lang geleden ontvallen
is. Michele haalde genoeg punten met zijn vierde plaats en in plaats van
Corrado Maddii ging de titel door deze freaky botsing op zaterdag naar
Michele Rinaldi en Suzuki met een totaal van 302 punten versus Maddii's
299. Oh ja niet te vergeten: Kees van der Ven werd alsnog derde met 255
punten ondanks 7 manches met een nul. Liggend in zijn bus heb ik het verhaal nog afgemaakt
met Corrado die gelaten moest accepteren dat hij nimmer wereldkampioen
zou worden. Hij keerde na zijn carrière terug naar de olijf business van
zijn familie. Zijn zoon Marco probeerde het in de MX3 en diens moeder,
Corrado’s vrouw, zat nog wat jaren langer met de zenuwen stel ik me zo
voor. Rinaldi werd na zijn actieve loopbaan de baas van het Team Rinaldi
Suzuki voor de fabriek tot hij naar Yamaha verhuisde en Geboers de
“gelen” voor zijn rekening nam. Ik denk meteen aan rijders die de titel
wereldkampioen in veler ogen dik verdienden – Van der Ven, Maddii,
Falta, Vromans, Nicoll, Wolsink – maar die het toch niet haalden door
verschillende oorzaken. Terugdenkend valt mij op hoe wel vaker twee
landgenoten –in dit verhaal de Italianen Maddii en Rinaldi– de strijd
met elkaar aangingen. En hoe dit zich verhoudt met twee Nederlanders die
eveneens elkaar voor de wereldtitel bevochten: Van den Berk en Strijbos.
En ik zie bij hen meteen nog een overeenkomst met de Italianen: de een
was meer getalenteerd en de ander kwam boven door geweldig te knokken.
De juiste naam bij deze twee kwalificaties laat ik aan de lezer over … Het verhaal over deze noodlottige actie had ik al
maanden terug voorbereid en nu is het hier dus te lezen. Ik heb weer een
paar mooie uurtjes achter de rug (houdt me scherp) en ben dankbaar voor
alle leuke reacties. MICHELE RINALDI KREEG DE TITEL IN DE SCHOOT
GEWORPEN In de huidige motocross, wat zeg ik de
laatste 20 jaren, is Team Rinaldi Yamaha een klinkende naam. De aimabele
Italiaan Michele Rinaldi begon in 1973 als 14 jarige met motocross en
reed eerder op TGM en Gilera alvorens hij de 125cc wereldkampioen werd
van 1984 op Suzuki. Kees van der Ven won dat jaar de openings GP
in Vittorio Veneto, Italië en dat was best verrassend. Minstens zo
verrassend als de jeugdige WK debutant Davy Strijbos die 6 en 4 in
de manches werd. De tweede GP werd de eerste zege voor Strijbos in
Stevensbeek maar later gedurende dat GP seizoen 1984 was de titel
weggelegd voor Rinaldi’s landgenoot Corrado Maddii. Wat gebeurde er, waar ging het mis? Maddii nam de hoofdrol over dat jaar mede
doordat Van der Ven met zijn hand een paaltje van de afzetting raakte en
zich blesseerde in de zesde GP in Roggenburg. Hij was niet de enige want
Rinaldi had GP nummer 2,3 en 4 al gemist door een blessure. Corrado
bouwde in de tweede helft van het seizoen een voorsprong op van 55
punten op landgenoot Rinaldi. En dus besloot ik tijdens de voorlaatste GP
in Kuopio, Finland een uitgebreid interview met Corrado te maken. Zijn
vrouw zat erbij en luisterde mee, ik herinner me dat nog goed. Een leuk
en beschaafd stel, Corrado op het eerste gezicht een beetje verlegen.
Dat gesprek zou ik een week later met een paar slotvragen completeren op
de afsluitende GP in Luxemburg. In die Kuopio GP won Michele beide
manches en Maddii moest met 13 punten minder genoegen nemen. Wat kon er fout gaan? Het verhaal was dus al
vrijwel klaar op enkele regels en laatste ‘quotes’ na. De finale vond
plaats op een knullig circuit, geen spannende baan, niets in
vergelijking met het oude GP circuit. Maar wat kon Corrado Maddii gebeuren met zijn
comfortabele voorsprong van 30 punten met nog slechts 2 manches te gaan
?? Alles wat Maddii moest doen was het hoofd
koel houden en de felbegeerde titel zou voor hem zijn, 9 jaar na zijn
intrede in de cross. De Italiaanse rijder stond op de rand van eeuwig
durende faam als de eerste Italiaanse wereldkampioen motorcross aan
boord van een Italiaanse Cagiva machine. Tijdens de trainingen wisselden Maddii en
Rinaldi elkaar af met de snelste tijden. Even gas terug nemend na een
super snelle tijd waarmee hij zijn plannen ontvouwde legde Maddii zijn
ronde af op weg terug naar het rennerskwartier. Zijn landgenoot Michele
Fanton oefende op de start en ramde (ik neem aan ongewild) met zijn
Aprillia de onfortuinlijke Maddii. Kort daarop heeft men daarop de start
training verboden en veranderd. Afijn, beide Italianen sloegen tegen de
grond. Deze crash brak niet alleen de Cagiva maar, erger, het knakte
Maddii’s linker scheenbeen. Zijn (en Cagiva's) droom om Italië's eerste
wereldtitel motorcross kampioen te worden hing nu af van Rinaldi’s
uitslagen op zondag. Ik herinner me nog (met een tikkie schaamte
maar het werk gaat bijna altijd voor alles nietwaar …) dat ik Maddii op
de stretcher zag liggen en er op af rende en meteen een paar foto’s
schoot. Denkend aan het interview, aan de titel voor de hoofdpersoon van
mijn verhaal. Enne de foto’s weggooien kon altijd nog … toch ? Rinaldi won de eerste manche en de tweede
manche werd gewonnen door Alain Lejeune (Suzuki) die ons al lang geleden
ontvallen is. Michele haalde genoeg punten met zijn vierde plaats en in
plaats van Corrado Maddii ging de titel door deze freaky botsing op
zaterdag naar Michele Rinaldi en Suzuki met een totaal van 302 punten
versus Maddii's 299. Oh ja niet te vergeten: Kees van der Ven werd
alsnog derde met 255 punten ondanks 7 manches met een nul. Liggend in zijn bus heb ik het verhaal nog
afgemaakt met Corrado die gelaten moest accepteren dat hij nimmer
wereldkampioen zou worden. Hij keerde na zijn carrière terug naar de
olijf business van zijn familie. Zijn zoon Marco probeerde het in de MX3
en diens moeder, Corrado’s vrouw, zat nog wat jaren langer met de
zenuwen stel ik me zo voor. Rinaldi werd na zijn actieve loopbaan de
baas van het Team Rinaldi Suzuki voor de fabriek tot hij naar Yamaha
verhuisde en Geboers de “gelen” voor zijn rekening nam. Ik denk meteen aan rijders die de titel
wereldkampioen in veler ogen dik verdienden – Van der Ven, Maddii, Falta,
Vromans, Nicoll, Wolsink – maar die het toch niet haalden door
verschillende oorzaken. Terugdenkend valt mij op hoe wel vaker twee
landgenoten –in dit verhaal de Italianen Maddii en Rinaldi– de strijd
met elkaar aangingen. En hoe dit zich verhoudt met twee Nederlanders die
eveneens elkaar voor de wereldtitel bevochten: Van den Berk en Strijbos.
En ik zie bij hen meteen nog een overeenkomst met de Italianen: de een
was meer getalenteerd en de ander kwam boven door geweldig te knokken.
De juiste naam bij deze twee kwalificaties laat ik aan de lezer over … Op de foto’s: de bemodderde 125
wereldkampioen van 1984, ook Maddii en Rinaldi nog samen als Gilera team
maten en allen iets ouder bij een klassieke Gilera met vlnr: Perfini,
Rinaldi, Maddii en Contini. De foto van Fanton die Maddii in de training
van de slot GP ramt staat elders op deze site met dank aan Arjan Looy
die me aan dit debacle deed terugdenken. Het verhaal over deze
noodlottige actie had ik al maanden terug voorbereid en nu is het hier
dus te lezen. Ik heb weer een paar mooie uurtjes achter de rug (houdt me
scherp) en ben dankbaar voor alle leuke reacties.
De goeie ouwe tijd. Over nieuwe Maico's gesproken, die testten we een keer voor de conculega's de kans kregen in Duitsland. Waren s'avonds nadat Martin zijn gereedschap bij werkgever vd Kuinder te Hilversum had neergeled (werkt Martin nog steeds) per auto vertrokken en namen een hotel bij het circuit. Volgende morgen deden we de gordijnen open en lag er 20 cm sneeuw. Gewoon getest ... uiteraard. Alle testen werden ook gepubliceerd op 1 na. Nooit mee naar buiten getreden maar toen de productie Cagiva's kwamen gaven we de importeur een tweede kans maar ook toen velde Martin een dodelijk oordeel. Volgens mij hebben we toen niet gepubliceerd ter bescherming van de arme man die vooral uit liefde de import op zich had genomen. Tsja zo hoor je 30 jaar later nog es wat. Naast crosser (Kinzo) was Martin een begenadigd enduro rijder. Testen deden we samen vele productie motoren maar ook speciaal spul waaronder diverse fabrieksmachines als de 250 Yam van wereldkampioen Danny LaPorte en de fabrieks Kawa van Nicoll etc. Net als Frans Sigmans, ik zat naast hem bij de uitvaart van Johnny Strijbos van Jofry Sport. Niet veel later was Frans zelf de klos, jammer. Afkloppen! Ja Frans is zeer zeker veel te vroeg gegaan, vond ik ook altijd een mooie man.. Jack and Jones sponsoring.. Frans had toen een handeltje in laarzen die Sidi's met die chromen plaat voorop.. Iedereen wou die toen hebben in die tijd. Stonden gewoon in de rij bij zijn bus.. Ook weer zo een dingetje wat in mn hoofd zit..
In navolging van Peer’s
reactie “Opa vertelt” een herinnering die me altijd bij zal blijven. Hieronder een unieke plaat Frans en Jo samen op de foto
Mooie serie - veel gelachen met Frans , veel te vroeg heen gegaan. Ah daar ook de foto met zijn Greeves ...ohhhh ook de man in de Alpen met zijn 2 Huskies op de aanhanger en Mercedes reed ooit op een Greeves !!
Vandaag pas ontdekt, nooit te oud ...etcetc Voor wie de tijd en interesse heeft, op deze site lees je meer over de achtergronden
bij de GP's van nu.
Er waren tijden in de Belgische cross
dat rijders hun hoofdsponsor reclame moesten afplakken
... of de organisator een bijdrage betalen .. zelf
meegemaakt, alleen Frans Sigmans reed gewoon on
afgeplakt en onbetaald met Jack Jones ... "dat is zijn
bijnaam toch" was de Belgische reactie
Geweldige foto's van Frans
Sigmans deze morgen. Er was onlangs een discussie over
Jeffrey Herlings en dat hij te weinig aandacht krijgt in
de media en daarom deze foto van de tv genomen.
De foto is van 1968, Frans Sigmans
bij Mies Bouwman op de tv in haar programma Mies en
Scène. Daar keken 4 tot 5 miljoen mensen naar, dat
onderstreepte zijn populariteit. Sigmans maakte naam en
haalde de tv dankzij overwinningen in de Motocross der
Azen in Sint Anthonis. Frans Sigmans werd weliswaar geen
wereldkampioen als Herlings maar wel 5 keer Nederlands
kampioen vanaf de 50cc in 1964, 2 keer de 250cc, 1 keer
de 500cc tot en met de viertakt klasse in 1988. Velen
trokken naar de motorzaak van Frans en Truus Sigmans in
Bakel, daar leerde o.a. Kees van der Ven de fijne
kneepjes van zijn werkgever. Zoon Ralph zette het
bedrijf voort. Sigmans carrière duurde een
ongelooflijke 25 jaar van 1963 tot en met 1988. Hij was
gerespecteerd als rijder en als mens. Hij nam me bij de
hand op Schiphol toen ik in 1977 voor de eerste keer
naar de GP van Finland vloog. Helaas verloren we deze
populaire promotor van de motocross op de veel te jonge
leeftijd van 57 jaar na een hartstilstand. Klik op de onderstaande link en lees
daarop onder andere een reactie van Pierre Karsmakers:
„Frans was een hele talentvolle, sportieve man.We hebben
een fijne sportieve relatie gehad. In de wedstrijden
veel met elkaar ’gevochten’. Hij was eigenlijk iets te
netjes, te braaf. Hij ging nooit met iemand in de
clinch. Zo was-ie. Gewoon een hele fijne man.“ Bob Tuin & Twin Air
De eerste keer dat ik Finland (land van mijn latere werkgever) bezocht was in 1976 voor de 500GP. Ik reisde samen met Twin Air’s Bob Tuin in diens vrijwel nieuwe BMW, zijn zaak draaide op volle toeren. Eerst naar de GP van Huskvarna en dan door naar Finland, het was een heel lange maar schitterende trip. TWIN AIR Staat nog open mensen: TWIN AIR ... waar komt die naam vandaan ???? Ik denk dat het was dat Tuin niet zo goed klonk, en daarom werd het Twin. Keurig gedaan Claus, inderdaad de buitenlanders hadden moeite met de uitspraak en het werd vaak mister Twin. Roger D was een van de eerste toppers die de Twin Air filters tot volle tevredenheid testte en meteen een groot aantal kocht. Ja mensen ... kocht ! Heel eenvoudig buitenkant filter grof schuim binnenkant fijn schuim.
Via Bob zijn zoon, "Paul wiens naam is afgeleid van de Wereldkampioen van 1968, Paul Friederichs, ontving ik de volgende reactie op de vraag over de naam "Twin Air"
Twin staat voor dubbel, wat betekend dat een T air filter dubbel zo meer lucht geeft aan de motor in verhouding tot de
dan toe gebruikte papieren filters in die tijd.
En het vinden van de
juiste olie was ook niet eenvoudig. Daar is ook veel mee
geëxperimenteerd. Het werd een vloeistof die, na het verdampen van het
oplosmiddel, draden trok. Het is nu allemaal vervangen door milieu
vriendelijker spul.
Een actie foto van Bob Tuin(44) Heb zelden actiefoto's van Bob gezien. Ajjjj ik was voor het eerst in 1965 in Bergharen voor mijn 18e verjaardag ... reken maar uit pfff. Leuk Wiebe Plotz met H10 op kop, lekker bijgepraat in St Tunnis, met 71 jaar nog goed van geest maar beetje doof (zeg...) haha. Laatste keer dat ik Wiebe had gezien was op TT Assen 2007, weet het zeker want ik was compleet van de kaart toen ik Casey Stoner (mijn race held) in actie zag en hoorde (!!) op zijn Ducati ... wel geen cross maar woooooowwwwww Kijkend naar deze foto: ze zouden brillen moeten uitvinden voor het crossen ... De foto is van Dick Coersen gemaakt 11 april 1966.
OOK STOERE MANNEN HUILEN
SOMS. Dit wordt een kort verhaaltje
mensen, daar zullen velen blij mee zijn. Sinds midden jaren ‘70 werkte
ik als fotograaf samen met de reporters van het Engelse
weekblad MCN. Tijdens de Franse GP te Metz op 14 juni
1981 stelde mijn MCN collega me voor aan Alec Wright,
baas van Team Kawasaki GB. Hij bracht een lange slungel
mee, onder hem leek de Kawa aan de kleine kant. De knul
had een wat eigenaardige stijl maar toonde meteen zijn
snelheid. Zijn vader was de monteur - een combinatie die
bleef voortbestaan al was menig teambaas (Steve
Whitelock later) daar geen voorstander van. Oh ja vader was een foutloze
monteur maar vader en zoon leek Whitelock een risico.
Samen raceten ze echter naar de mondiale top nadat Honda
het koppel eind 1982 had ingelijfd. Met drie
wereldtitels keerden ze na 7 jaar Honda in 1990 voor nog
eens 2 seizoenen terug naar Kawa groen. Al die HRC jaren
had de jonge Brit de meeste tegenstand te duchten gehad
van zijn eigen teamgenoten en Georges Jobé. Behalve 3
Grand Prix overwinningen en diverse manche zeges zat er
in ’90 en ’921geen titel meer in. Daarna op een privé
Honda werd het moeilijker en kwam er na 13 jaar een
einde aan de GP carrière. ERIC GEBOERS REED ZIJN MOTOR
PLAT. David Thorpe (29-9-1962),
want iedereen weet wel om wie het gaat, stelde Honda en
Whitelock niet teleur. Ondanks de hevige concurrentie
van Davids eigen teammaten. Fameus waren de gevechten
met André Malherbe en vooral Eric Geboers. Op het randje
soms maar nooit er over. Het opvallendste verhaal uit
die tijd is dat Eric via de Japanse bazen vroeg of hij
Thorpe’s motor mocht testen toen ze in Amerika waren.
“Eric was op en top professional en wilde alles weten.
Ik reed met een ander blok dan André en Eric en vandaar
dat verzoek. Hij vroeg het mij niet rechtstreeks en toen
de Japanse bazen het vroegen kon ik moeilijk nee zeggen.
Hij reed een rustig rondje en stoof vervolgens een lange
heuvel op, daarna werd het stil. Hij was er hard af
geklapt en had mijn machine plat gereden. Einde van een
testdag, we hebben het er later nog vaak over gehad.
Onvoorstelbaar hoe Eric vorig jaar aan zijn einde kwam.” Thorpe won in totaal 22 Grand
Prix in de 500cc en werd wereldkampioen in 1985, 1986 en
1989. In 1985 versloeg hij ook de dominerende Amerikanen
in de MX des Nations met o.a. Jeff Ward en David Bailey.
Een jaar later werd door de Amerikanen veelvuldig
smalend gewezen op de dag dat een gebrande Johnny O’Mara
op zijn 125cc Dave versloeg op zijn 500cc in de MX des
Nations van Maggiora (I). Er werd sindsdien in Amerika
neerbuigend over Thorpe gesproken maar dat was volkomen
onterecht ! Na zijn race carriére was hij
kortstondig manager van het Britse Motocross des Nations
team. En met succes want dat team (Herring, Malin,
Nicoll) versloeg de Amerikanen in 1994 in Roggenburg
(CH). Thorpe bleef in de sport en runde hij
verschillende teams met o.a. Honda en CCM. In 2007 won
Dave Thorpe nog een vierde FIM wereldtitel als veteraan.
Jarenlang runt hij het Buildbase Honda MX team. En Dave
is nog steeds actief met mx en enduro scholen, zie de
website en FB pagina Dave Thorpe Honda Offroad Centre. In die jaren 80 bouwde ik een
goede band met hem op. En mocht bij hem thuis een
interview maken maar dan moesten we ons vroeg in de
morgen melden en eerst met Dave mee trainen. Dat moet
iets van 35 jaar en meer dan 10 kilo geleden zijn. Zijn
daar foto’s van .?. ik hoor jullie denken. Waarom doe ik
dit .. ?? Zijn vrouw was een aardig
mens, beetje afstandelijk en erg jong nog wel. We
maakten wat foto’s en ook een buiten aan de poort van
hun riante villa. Die stond in Bracknell, iets buiten
Londen vlak bij de beroemde Ascot paardenbaan. Een heel
chique buurt. Enfin het verhaal verkocht ik ook aan
diverse buitenlandse bladen in onder meer Finland (MP1)
en Zweden. Bij die Zweedse GP liep ik even bij DT langs,
hij riep me binnen. “Die foto voor mijn huis was een
grote vergissing. Er kwamen wildvreemden aan de deur.
Weer iets van geleerd.” Heel goed kan ik me nog
herinneren van diezelfde GP dat er Zweedse toeschouwers
naar mij toe kwamen. “Mooi verhaal met Thorpe,” het
waren vast fans. Dave Thorpe was en bleef
altijd een beleefd en vriendelijk mens. Every inch a
gentleman zou je kunnen zeggen in de dagelijkse omgang.
Een harde noot met crosspak aan en helm op. In zijn
jonge jaren was hij een begaafd voetballer die als prof
kans maakte op een plaats in het QPR team maar hij koos
voor de motocross. Zonder wat blessures had hij zeker
twee titels meer kunnen bemachtigen hoewel hij lid was
van het machtige Honda team met de sterren van die tijd. Ondanks talrijke successen
draagt Dave Thorpe een groot verlies. Zijn vader Keith
kwam ik in de jaren 90 tegen bij een foto shoot ergens
op een baantje achteraf in Californië. Hij kwam naar me
toe zodra hij me zag, werkend voor een nieuwe rijder.
Het eerste wat hij zei: “weet je dat Sharon dood is?”
Dat raakte me, vooral vanwege de uitermate trieste
doodsoorzaak die ik hier niet zal herhalen. Ik dacht
terug aan dat jonge gezin met twee kleine kinderen dat
ik destijds leerde kennen. Gelukkig vond David later een
nieuwe vrouw. LICHTENVOORDE 1988 Nu de stoere mannen die soms
ook huilen. Het was 1988 op de Grand Prix van Nederland.
Een wedstrijd met allerlei aanloop moeilijkheden.
Lichtenvoorde had eindelijk weer een Grand Prix maar een
beetje de aansluiting verloren. Men deed moeilijk voor
fotografen die op het middenterrein wilden werken. OK de
Nederlanders dan maar wel. Dat schoot mij verkeerd zodat
de boel voor allen toch nog in orde kwam. Dave Thorpe kwam als WK
leider naar Lichtenvoorde. Hij maakte echter een foutje
in de training op zaterdag, viel en brak een
sleutelbeen. Hijgend rende ik met Mike van MCN terug
naar het rennerskwartier en meer Thorpe’s caravan.
Luizenjournalisten die de foto van het weekend wilden
schieten … ja ik geef het direct toe. Dave trachtte
echter huilend zijn shirt uit te trekken wat niet lukte
dus die foto werd niks. In plaats daarvan schoten we hem
te hulp. Met Mike wasten we hem zo goed en zo kwaad als
dat ging en als een speer vertrok de dubbele
wereldkampioen daarop naar zijn Engelse arts. Hij miste
daardoor de laatste 4 GP’s maar eindigde in 1988 toch
nog op de derde plaats. En greep zijn derde WK titel het
jaar er op. En greep zijn derde WK titel
het jaar er op, voor een nieuwe Honda teamgenoot, dat
was Jeff Leisk.
Aan de foto te zien met
Torsten in het midden en volop reclame is dit het circuit van Västeras
(een klassieker). Brad op Huskie met leren pet, mmm 1976 dus. In de
start schoot zijn ketting er af en Roger won beide manches.
Nog ff opfrissen 1976, Roger en Gerrit streden om de titel, Gerrit viel
uit in de eerste manche te Namen (lek?) en Roger won. De tweede manche
vecht Wolsink voor zijn laatste kansen en wint. Dan is er nog 1 GP te
gaan in Ettelbrück.
Roger valt in het stof in de start en breekt de gaskabel … zenuwachtig
staat hij voor mij de rest van de manche met de stopwatch in de hand. De
spanning is van zijn gezicht te lezen, het stoft als zo vaak in deze GP.
Wolsink wordt tweede achter lange Jaak, het verschil om de titel is dan
10 punten netto.
De laatste manche wordt weer een zege voor Van Velthoven die vecht voor
een nieuw contract. Weer wordt Wolsink tweede, DeCoster eindigt als
vierde en met een netto verschil van zes punten gaat de titel nipt aan
Gerrit Wolsink voorbij.
Ze zeggen wel es, ja Brad verdiende het om wereldkampioen te worden en
hij werd het. Vromans had het verdiend wereldkampioen te worden dat jaar
1982 … En Wolsink had verdiend … etc, helaas zo werkt het niet. Gouden
regel: als eerste dien je jouw teammaat te verslaan, dat is jouw directe
tegenstander.
En de rest? Ach de rest is historie.
Pekka Vehkonen werd net als Graham Noyce wereldkampioen in zijn geheel
eigen stijl. Sommigen zeiden dat hij geluk had in 1985 en de 125cc
wereldtitel won door de pech van Strijbos in de voorlaatste GP in
Argentinië. Het is een manier van uitleg. Was het niet zo dat het Venko
team geen bib-mousse banden mee had genomen naar Salta waar Strijbos
twee keer lek reed?
Belo Horizonte 1985, Strijbos feliciteert de kampioen en moet accepteren dat Vehkonen de titel wegkaapte na Dave's lekke banden een week eerder in Argentinië
Ik vertel ff wat voor kleur glazen Klaas wilde in zijn Scott tijd. Doe maar van die donkere glazen, dan zie ik de bomen en ... de diepe knippen niet zo goed.
Gaston Rahier was met 1.68 meter de kleine grote man van de 125cc GP’s in de 70’s en scoorde de wereldtitel in 75-76 en 77. Dat was op Suzuki, daarna huurde Yamaha hem in maar dat leverde geen winnende combinatie. Daarop maakte Gaston het trio compleet met de overstap naar Gilera en reed hij o.a. de befaamde Gilera twin. Een blessure maakte een einde aan zijn cross carrière.
EEN ONGELOOFLIJK VERHAAL: KLEINE BELG RIJDT OP EEN GIGANTISCHE BMW NAAR 2 PARIJS-DAKAR RALLY-OVERWINNING. Drievoudig 125cc-wereldkampioen motorcross Gaston
Rahier (1,64 m lang) won de Paris - Dakar Rally (de originele in Afrika)
in 1984 en 1985 op een Duitse machine, de speciaal geprepareerde BMW
R980R twin en eindigde als derde in 1987. Dat was een geweldige
prestatie van de kleine Belgische held! De beroemde Hubert Auriol had de
rally twee keer gewonnen toen Rahier sinds 1984 bij Auriol in het
BMW-team kwam. Het eerste jaar won Hubert 11 etappes, Gaston slechts 3,
maar hij was consistenter in de woestijn. Aan het einde van de slopende
race van 12.000 km was de kloof slechts 20 minuten en zes seconden
tussen winnaar Rahier en zijn teamgenoot. In 1985 ging de motor van
Auriol kapot en won Rahier voor de tweede en laatste keer de grootste
rally. Vergelijk de machtige BMW met Gaston's winnende Suzuki's (3x) of
de Yamaha en Gilera waar hij op reed. Rahier was zo klein dat hij op
zijn voor de Dakar Rally voorbereide BMW R80G/S klom door ernaast te
lopen en vervolgens de koppeling los te laten. Hij zou met één voet op
de steun stappen, dan nonchalant de andere over de buddy slaan en
wegrijden. Het was en is nog steeds onmogelijk cool. De Belg had
gedurende de hele rally in 1984 gestreden met teamgenoot en
Dakar-winnaar Hubert Auriol en zijn overwinning bevestigde zijn positie
als hoofd van het BMW-team in 1985. De race naar Dakar in 1985 zou
langer en zwaarder zijn dan ooit tevoren. Rahier kwam voorbereid.
Motorbouwer HPN begon helemaal opnieuw op hun rallymachine uit 1985 en
de motorfiets vervoerde een ongelooflijke 60 liter brandstof naast de
herwerkte ophanging en motor. Misschien was het vertrouwen in de motor,
misschien was het pech, hoe dan ook, Rahier liet de gloednieuwe BMW
vallen tijdens een mediaoptreden. De schade was ernstig en het BMW-team
had geen reservemotor, dus Rahier besloot door te gaan met wat hij had.
Het team repareerde de motor, kruiste hun vingers en stuurde Rahier de
woestijn in … en de Belg betaalde ze terug met een overwinning. Wat een
kerel die piepkleine Belgische wereldkampioen motorcross en
woestijnzandstraler.
In St Tunnis nog even bijgepraat met Kees van der Ven, KTM topper in 250 en 500cc. Maar in 1984 werd hij op een 125cc KTM gezet. "Ja dat was niet mijn keus." Maar de openingswedstrijd won Kees in San Severino en meteen legde hij zijn kaarten op tafel. Dave S won de tweede ronde in Stevensbeek, Kees de derde in Belgie en de vijfde in Duitsland. Maar de titelstrijd viel in Kees zijn nadeel uit toen hij in Roggenburg zijn hand blesseerde toen hij een paaltje raakte en aan de kant kwam te staan. Kees werd derde dat jaar achter Rinaldi en Maddi. En niet te vergeten zijn daden op de strandrace van Le Touquet, vijf keer winnen ! En ook daar een vreselijke klapper gemaakt. Later een mooie enduro carrière met hoogtepunt Zesdaagse Assen 1984 * Oktober 2023. Harry van Hemmen · · EINDELIJK BIJPRATEN MET KEES VAN DER VEN. Ik moet beginnen met een bekentenis. Tijdens de
voorbereiding op mijn gesprekken met Kees van der Ven verzamelde ik alle
successen van deze topper. Hoe lang ik Kees al ken .?. ruim veertig jaar
dat is wel zeker. Toch was ik verrast toen ik zijn erelijst compleet
had. Ik heb Kees van der Ven onbewust ondergewaardeerd. OK dat is stap
één. Stap twee was een afspraak maken met de al jaren in
Portugal (omgeving Pombal aan de kust tussen Porto en Lissabon) wonende
landgenoot. Tot 1990 maakte ik Kees als journalist mee en mijn oordeel
staat nog fier overeind: Kees is altijd Kees net zoals Jan altijd Jan
(de Groot) was. Van der Ven is nuchter, eerlijk, bescheiden en altijd
zichzelf. En Kees van der Ven is iemand met een interessant verhaal én
een eigen mening. Als je maar de juiste vragen stelt! In de afgelopen jaren liep er steeds een streep door
onze ontmoeting maar midden oktober had ik 4 dagen uitgetrokken voor een
761 km lange rit van mijn huis in Spanje naar Portugal. “Kees het is
tijd om eens uitgebreid bij te praten,” schreef ik hem. “Dat zou leuk
zijn” was zijn reactie. Het werden prachtige gesprekken en die wil ik
hier gaarne delen. De resultaten van Kees heb ik in een aparte erelijst
gezet. Kees is de jongste van 6 kinderen uit een boerengezin in Bakel.
Zijn broers waren fan van Frans Sigmans en zo raakte de jongste van het
gezin ook geïnteresseerd in de motocross. “Met mijn neus tegen de
etalage van Frans gedrukt zag ik de prachtige crossmotoren die waren
uitgestald. Thuis hadden we allerlei crossbrommers. Van mijn ouders
mocht ik niet crossen dus mijn Rond-Sachs die ik bijeen gespaard had
moest ik wegstoppen. Een bevriende buurman reed me naar de wedstrijden
en het kwam dus al snel uit toen hij in zijn Fiat 600 met aanhanger ons
pad opreed. Toen ik korte tijd later mijn eerste wedstrijd won werd mijn
vader mijn grootste fan.” Zijn broers Toon en Jan namen de jongste Van der Ven
onder hun hoede. Toon werd de man van de aanpassingen en specialiseerde
zich in de vering. Dat bouwde hij uit tot zijn VRS Racing Service, zie
de Facebook pagina van Toon van der Ven. Jan was de man die de
tijdwaarneming voor zijn rekening nam. Sjef Goossens was een vriend van
Kees en hij sloot aan als zijn monteur. En nadat Kees bij zijn grote
voorbeeld Frans Sigmans ging werken versnelde de cross carrière van Kees
van der Ven. “Bij hem leerde ik sleutelen en op woensdagmiddag als de
zaak gesloten was gingen we samen trainen. Zo raakte ik steeds meer
bedreven in de sport. Tot ik Frans ging verslaan, dat vond de
leermeester minder leuk.” DE ERELIJST VAN KEES VAN DER VEN IS INDRUKWEKKEND. Zijn eerste nationale titel was in 1975 bij de 250cc
Junioren. Snel stootte Van der Ven door naar de nationale top en hij
reed 250 GP ´s vanaf 1977. Elf Nederlandse motocross titels heeft hij op
zijn lijstje staan. Zowel in de 250cc (7x) als de 500cc (4x). Kees was
de meeste jaren fabrieksrijder voor KTM en op dat merk behaalde hij zijn
beste resultaten in het wereldkampioenschap: tweede, vijf keer derde,
vierde, twee keer vijfde, zevende en achtste om alleen de top tien
klassering te noemen. Hij won met John Hensen, John van den Berk en Jan
Postema de COUPE des NATIONS landenwedstrijd in 1984. Kees van der Ven
werd in 1986 als allereerste (voor Eric Geboers) Mister 875cc na het
winnen van een GP in alle solo klassen. Kees werd 18 keer opgenomen in het Nederlandse team
voor de Motocross des Nations (500cc), Trophee des Nations (250cc) en
Coupe des Nations (125cc) landenwedstrijden motocross. Moet ik verder
gaan? Over naar het Enduro werk: tijdens de eerste Le Touquet strandrace
brak hij een ruggenwervel. Kees over deze race en zijn eerste keer: “Ik
reed op een schuine kant maar zag niet dat er een open stuk was om
auto´s door te laten. Het werd een harde klap. Voor de Franse importeur
was deze 3 uurs wedstrijd op het strand in noord Frankrijk commercieel
een zeer belangrijke race. Het jaar erop kwam ik terug en won deze
strandrace vervolgens 5 keer op rij. Wij zijn zandrijders van huis uit
en heb vaak stilgestaan maar je knalde door en voor de lage startnummers
had men wel respect.” Later zou hij ook op het Scheveningse strand
winnen, crashte een jaar later en beschadigde zijn gezicht. “Dat ongeluk
kostte 100 gulden inschrijving en tweeduizend gulden voor nieuwe tanden.
Daarna de laatste keer droeg ik de tv camera en reed nog net zo hard als
de kopmannen.” Er was in Frankrijk een 24 uurs Enduro, Les 24 Heures de
Bretagne. Kees maakte gedurende zijn uren op de motor weer goed wat zijn
teammaten lieten liggen. Nog een groot evenement in Frankrijk dat hij op
zijn naam schreef. Eind 1984 werd de Zesdaagse Enduro in Nederland
gehouden rondom het circuit van Assen. Kees van der Ven werd ingezet als
lid van het Nederlandse Dr. Pepper team. “Ik vond Enduro rijden leuk.
Sleutelen had ik bij Sigmans geleerd en snel banden wisselen (belangrijk
in de Zesdaagse - HvH) ging me makkelijk af. Toch wel tot mijn eigen
verbazing (en die van de experts – HvH) had ik mijn klasse de 500cc
kunnen winnen. Ik begon echter de eerste dag met een mislukte start. De
carburateur had ik met siliconen gedicht in verband met veel water
onderweg. Daardoor kon ik niet vlotteren en sloeg de motor de eerste
keer niet binnen een minuut aan. De tweede dag liep hij met nog 4
seconden te gaan. Voor de Zesdaagse begonnen was stond ik al op 60
strafpunten. Niettemin werd ik tweede in de eindstand na het winnen van
de slotproef in Norg. Ach misschien maar beter zo dan dat ik de
wereldtitel had gepakt want dat had wellicht het Nederlands Venko-Honda
team de Zesdaagse overwinning gekost.” KEES ALS TEAMBAAS. Zijn we er dan met de erelijst van Kees .?. nee dus.
Ik herinner me zijn dagen als teammanager van het CHAMP MOTOCROSS Team.
In 2000 was ik bij de Finse GP in Heinola en zag er Grant Langston 125cc
wereldkampioen worden. De Zuid-Afrikaan lag het hele jaar in de slag met
James Dobb maar won met ruime voorsprong. Kees van der Ven was de
teammanager van het Champ team. “In 1993 had ik na afloop van mijn eigen
carrière een rol bij het Chesterfield Team waarin Pedro Tragter 125cc
wereldkampioen werd in Australië maar mijn rol was beperkt. Pedro werkte
nauw samen met zijn vader Hans en zij vormden een sterk duo. Grant had
eveneens zijn vader aan zijn zijde maar die was bikkelhard voor zijn
zoon en zelden tevreden. Altijd ging het om de eerste plaats en ze
haalden met ons de titel in 2000 en gingen daarna verder in Amerika.
Erik Eggens zat ook in ons team en hij werd derde in het WK van 2001.
Ook Erik was een rijder met een bevlogen vader naast hem. Zijn broer
Theo haalde hem over om in diens team te gaan rijden op Yamaha. Niet
lang daarbij bood Theo ons Marc de Reuver aan omdat hij meende dat die
zich beter bij ons verder kon ontwikkelen. Theo wilde er later nog wel
voor betaald worden maar daar ging ik niet op in. Steve Ramon werd in
ons team wereldkampioen in 2003. En Ben Townley werd de derde
wereldkampioen 125cc in ons CHAMP Team in 2004. Hij wilde op elke baan
bij iedere training de snelste zijn maar met hem werkte ik nauw samen.” Als ik na mijn journalistieke jaren incidenteel een
GP bezocht keek ik altijd uit naar een hernieuwd contact met Kees. Er
werd in het crosswereldje aangehaald dat Kees van der Ven een
afstandelijke teambaas was. Kees legt uit: “Ik was zeker geen
teammanager die overal vooraan stond. Die na de wedstrijd het hoogste
woord had of elke maand bij KTM op kantoor zat. Die elke race in de
picture kwam om zijn waarde naar de sponsors toe te bewijzen. Wij
werkten met drie man op de circuits: ik liep overal rond en keek wat
goed of beter kon kwa lijnen die de rijder koos. En hoe de
motorafstelling klonk en of de vering klopte. Daarna overlegde ik mijn
naaste teamleden, mijn broer Toon voor de vering en Harrie Nolte die de
motor klaar maakte. Samen kwamen we tot de beste motor voor onze
rijders. Jocke Karlsson was een rijder die blijkbaar goed om zich heen
keek. Als ik tussen het publiek stond en hem een betere lijn aangaf
reageerde hij meteen en reed dan bijna over mijn tenen.” HOE KOMT EEN BAKELSE JONGEN IN PORTUGAL TERECHT? Iedereen zal instemmen met de geweldige erelijst van
Kees van der Ven als coureur in de 3 GP klassen. Met Maico en KTM in de
250cc: met KTM daarna in de 125cc en 500cc; tot slot op een privé Honda
de 500c afmakend. Daarmee is hij de meest complete, succesvolle
Nederlandse motocrosser … OK zullen fans zeggen, tot Jeffrey Herlings 5
wereldtitels bijeen reed. Maar die is puur crosser en minder allround
als coureur en ik zie hem niet als teambaas. Ik noemde niet voor niks
dat Kees van der Ven is ondergewaardeerd. Voor wie alle uitslagen van
Kees wil weten zou ik zeggen zoek verder op internet. Mij is het
interessanter om te weten: hoe kwam hij in Portugal terecht? “Eind van de vorige eeuw waren we al naar meerdere
wedstrijden in midden Portugal geweest. Ja en dan ontmoet je iemand daar
in de buurt die zegt waarom zoek je hier niet een huis als het land en
de omgeving je wat lijkt. Zo kochten we een appartement in het dorp waar
ik nu nog steeds woon. Mijn boekhouder wilde dat later wel overnemen
toen ik een groter appartement vond. Weer wat later werd er een perceel
naast ons appartement aangeboden waar een huis gebouwd kon worden. Ik
heb toen zelf een complete tekening gemaakt met de juiste maten en
indeling zoals ik het wilde hebben gemaakt. Een groot huis van drie
verdiepingen met onderin een dubbele garage en een groot zwembad want ik
hou niet van tuinieren. Die schets ging vervolgens naar de architect en
de bouwer en zo kon ik de vorderingen op de bouw goed volgen. Hier is
men wel flexibel met bouwen, een groot verschil met Nederland. In het
begin woonden we er een deel van het jaar maar later zijn we permanent
naar Portugal verhuisd. Ik heb nog wel woonruimte in Brabant als ik bij
mijn zoon en kleindochters ben.” We praten als opa´s over hoe het voelt
als de kinderen en speciaal de kleinkinderen ver weg wonen. We zijn het
eens: eenieder heeft zijn eigen leven en tegenwoordig kun je met een
paar uur vliegen terug in Holland zijn. NEGEN JAAR KTM FABRIEKSRIJDER. Er zijn rijders die vaker van merk wisselden. Er zijn
genoeg sporters die na hun sportieve successen in een zwart gat vielen
en veel inleverden. Kees van der Ven heeft zijn zaakjes goed voor elkaar!
Dat merk je aan alles. Geen grootspraak, geen conflicten, geen
overdreven eisen. Na de eerste jaren met Sigmans op een Husqvarna van
Joop van Wees (die nooit iets gratis gaf) of een Maico van importeur
Piet van Dijk kwam er een aanbieding. Niet van Maico of KTM maar van
Yamaha. Ik luister geboeid naar zijn verhaal. “Tijdens de 1980 Trophee
des Nations in Maggiora, Italië kreeg ik bezoek van iemand van Yamaha
Europa. Een vriendelijke Japanner.” Dat moet Tanakasan geweest zijn die
eerder Mikkola binnen hengelde, reageer ik meteen. “Ja kan wel,”
vervolgt Kees. “In elk geval hij legde een voorstel neer wat ik kon
krijgen als ik naar Yamaha kwam. Contractgeld, bonussen, een monteur en
een bus. Het complete pakket. Wat nu vroeg ik me af. Zoiets had ik nog
nooit aan de hand gehad. Je hoopt er wel op en nu werd het serieus.” Die keuze leek mij snel gemaakt Kees! “Nou het liep iets anders want Gert Brouwer de KTM
importeur kwam er achter en die belde meteen naar Mattighofen. En daarop
kreeg ik een uitnodiging van directeur Erich Trunkelpolz (de T in KTM –
HvH). Harrie Goossens was de voorzitter van de Cross der Azen in Sint
Anthonis. Tevens regelde hij voor veel toppers de wedstrijcontracten
binnen en buiten Nederland. Harrie reisde mee naar Mattighofen.” Het zou de eerste en laatste keer worden dat Kees van
der Ven zich liet adviseren. “Trunkelpolz opende met “jij gaat helemaal
niet naar Yamaha want die nemen Neil Hudson.” Wellicht wist hij meer of
blufte de grote baas. Ik legde die Yamaha aanbieding op tafel en zo werd
het KTM. Ik werd fabrieksrijder maar was eigenlijk testrijder want ik
reed met preproduktie motoren. Helaas ging er wel es wat stuk maar daar
klaagden wij beiden nimmer over. Ik had nooit het speciaal gebouwde spul
wat Suzuki en Yamaha inzetten. Maar ik was er tevreden mee. In de 250cc
ging ik verder waar ik met Maico was gebleven. En ik bleef KTM trouw al
gebeurde er eind 1983 iets dat me onaangenaam verraste. De rechterhand
van Trunkelpolz, Kalmann Cseh belde me en zei gefeliciteerd. Ik dacht
hoe weet hij nou dat onze Kevin geboren was. Nee hij belde met trots dat
ik voor 2 jaar naar de 125cc klasse over ging in 1984 en 1985. Ik vond
het helemaal niks.” TYPISCH KEES VAN DER VEN. Hier komt een Van der Ven eigenschap naar voren
waarom hij zo gerespecteerd wordt. Hij protesteerde even en ging over
tot de orde van de dag al was hij tien jaar ouder dan de jeugd. “Ik had
nog nooit GP ‘s op zo´n 125cc ding gereden. Ik reed tot dan toe in feite
met standaard fietsen. In de 250cc was Jobé mijn tegenstander en La
Porte en die hadden mooier spul in de ogen van velen. Anders dan Jobé
was Danny een fijne vent en een sportieve rijder. Afijn iets van een
week voor het WK 125cc van 1984 begon haalde ik bij Farioli in Italië
mijn nieuwe machine op. Kon er kort mee trainen en dat beviel me wel
maar had geen idee waar ik stond en hoe sterk de concurrentie was. Er
zat een goed blok in met een zware krukas dus je kon hem goed op het gas
rijden. We reden de eerste GP wedstrijd in Vittorio Veneto in noord
Italië. Ja en ik won beide manches!” Dat niet alleen Kees maar na zes Grand Prix jaren had
je een machine die er ook nog es geweldig uitzag. OK belangrijker was
dat jouw 125cc KTM supersnel uit de start tevoren kwam. En als ik nu de
video’s nog eens terug kijk, je zat er hartstikke goed op. Dat jaar 1984
had je wereldkampioen kunnen worden! “Daar kan ik het helemaal mee eens zijn.” Na Italië
won Kees de openingsmanche in Nederland (Stevensbeek) maar werd in de
tweede manche aangetikt door Jeff Nilsson, viel in het losse zand en het
noodlot sloeg toe. “Ik ging onderuit bij een sprong, de achterbrug sloeg
in mijn gezicht en brak mijn oogkas. Strijbos won die GP. Twee weken
later was ik er weer bij en won nogmaals drie manches op rij in België
en Oostenrijk maar reed lek in de tweede manche. De vierde GP was in
Duitsland en die won ik net voor Michele Rinaldi die terug kwam van een
blessure en met slechts 17 WK punten begon die dag. Weer twee weken
later was Roggenburg in Zwitserland en brak daar mijn hand. Ik zocht
vaak de vlakke kant van de baan want dan ging de motor het best. Maar ja,
ik raakte zo wel een dikke paal. Daarmee miste ik San Marino en daarna
pakten Rinaldi en Maddii de zeges en bleef ik last houden van pech.
Zeven keer viel ik in 1984 uit met een lekke band.” Met nog 2 GP ‘s te gaan was de WK stand: 1. Maddii
271 punten; 2. Van der Ven 235; 3. Rinaldi 229. ”In Kuopio, Finland reed
ik zelfs in beide manches lek; een dubbele nul. Corrado Maddii zou
kampioen worden en Luxemburg wachtte als laatste GP. Maddii werd
zaterdags getorpedeerd door Fanton en brak een been. Rinaldi wilde
daarop niet rijden omdat hij vond dat Corrado de titel verdiende maar
hij werd overgehaald of gedwongen. Michele werd kampioen en ik bleef
steken op de derde plaats.” EEN DIKKE BONUS IN LE TOUQUET? Van der Ven had er in zijn KTM jaren meer uit had
kunnen halen als het om geld gaat. In een Belgisch interview was de
vraag “wat was je slechtste beslissing?” Daarop antwoordde Kees: “Ik heb
geen beslissingen hoeven nemen want ik was tevreden met hoe alles liep
en hoe ik me kon ontwikkelen. Schijnbaar kreeg KTM van mij de juiste
informatie om hun motoren te verbeteren.” Je won 5 keer Le Touquet, je
zult wel een dikke bonus afgesproken hebben Kees? “Nee. Ik dacht dat ik
net als Carlqvist een zomerhuisje zou krijgen. Niet dus. Ja een gratis
start in de Dakar. Wist ik veel …” Jij regelde je eigen zaken zonder
veel onderhandelen. “Maar ik was tevreden met wat men bood. Kijk, ik
vroeg niks en reed in de Grand Prix met het Camel hesje over mijn KTM
shirt. Vele fabrieksjongens mochten dat niet. Dan pakte ik als eerste
Camel rijder de beste bonus.” Kees moet er om lachen, er zit een
gelukkig mens tegenover me. In de 250cc had hij maar 1 jaar een kans(je) op de
wereldtitel in 1982. Hij kreeg van KTM een blok van Moisseev in zijn
machine. Kees won ermee in Unadilla de USA Grand Prix. Goed voor KTM en
hun verkoop in die enorme markt. “Ja heel belangrijk. KTM had een week
later posters met de slogan: KTM - Kees the Man.” Maar Van der Ven werd
geen kampioen. Oh nog een keer over Unadilla Kees, in 1987 was daar de
Motocross des Nations en Nederland had dé kans om te winnen. Dat zou
geweldig geweest zijn. Jij reed beresterk met twee tweede plaatsen, John
van den Berk vocht als een leeuw maar Strijbos liet jullie in de steek.
“Ja die was zo druk met geldzaken en contracten dat hij ver onder zijn
kunnen presteerde.” Die overwinning in de Coupe des Nations 125cc
landenwedstrijd pakt niemand je af. “Zeker. Rinaldi won twee keer en ik
finishte achter hem. Ook daar reed John van den Berk ijzersterk en we
hadden in Jan Postema de ideale stoorzender die een ronde achter lag en
de Italianen het leven zuur maakte. Goh wat waren die kwaad. Zo won
Nederland met 3 punten verschil.” NOG EVEN OP HONDA. We leunen achterover in de luxe tuinstoelen. KTM
maakte een eind aan hun samenwerking en Kees ging in 1990 verder in de
500c op Honda. “Ik wilde het als solo rijder gewoon proberen op een
Japanse motor. Of dat een gevoel gaf dat ik gemist zou hebben. Maar dat
was niet zo al ging het helemaal niet slecht. KTM heeft het geweldig
gedaan tot in de MotoGP aan toe. Maar laat KTM niet zeggen dat ze één
grote familie zijn. Als je niet presteert zijn ze keihard en lig je
eruit. Dat heb ik zelf zo beleefd nadat we KTM drie wereldkampioenen
hadden bezorgd.” Eén conclusie is makkelijk te trekken na dit verhaal:
Kees van der Ven is content met zijn prestaties en heeft het zakelijk
goed gedaan. In de CHAMP jaren verkeerde hij onder de vleugels van Jan
Tinnemans die Kees veel zaken uit handen nam. Champ was hondenvoer dat
Jan aan de man bracht en Kees leerde veel van deze zakenman. Hij deed
erna nog wat voor andere teams en liet daarna de cross achter zich en
geniet al jaren van de rust en ruimte in midden Portugal. Hij spreekt de
taal, wordt er herkend en rijdt nog graag ritten door de wijngaarden en
de bossen. “Niet meer als voorrijder. Vorig jaar lag er een boomstam op
het pad en ik vloog er hard af. Weer een ruggenwervel gebroken.” Verder
ongeschonden uit de cross gekomen? “Nou mijn linker knie is slecht.” Als
Kees zijn blessures opsomt volgt er toch wel een lange lijst. AFRONDING. Tot slot denk ik aan twee gebeurtenissen die me
altijd te binnen schieten als ik met respect aan Kees van der Ven denk.
Na de Stadioncross van Amsterdam schoten 5 van zijn vaste fans me aan
met deze vraag: “Harry, als onze Kees voorop rijdt waarom staat Gerard
Rond dan vaak in de krant en op tv?” Ik legde uit dat Gerard slim het
beste wiel wist te kiezen. Anders gezegd, hij had contacten op de juiste
plek. “Ok dus toen wisten mijn fans hoe het zat,” lachte Kees. Hij wil
nog wel iets kwijt. “Er stond soms dat Gerard uitgevallen was. Maar
Gerard zette zijn motor juist aan de kant als hij voelde dat hij geklopt
zou worden. Dat stond nooit in de krant.” Een tweede gebeurtenis was zaterdag 18 juni 2011. Ik
liep het rennerskwartier binnen van de Spaanse GP in Baneza. Ik zag
Harrie Nolte op me af rennen. “Heb je het al gehoord, Mariëtte is
overleden.” Als ik bij Kees thuis aankom zie ik dat zijn snor er af is.
“Hij groeide niet langer aan de zijkanten.” Het maakt hem jonger; hij is
nu 66 jaar oud (van 18 juni 1957) en ziet er goed uit. Hij laat ons
binnen en we kijken naar de foto´s van zijn kleindochters op de
schoorsteenmantel. Daarnaast een oude zwart/wit foto van een echtpaar
met een klein kind op de arm. “Dat is Mariëtte.” Ik voel net als die
zaterdag in 2011 de emoties opwellen. Kees en Mariëtte waren altijd
samen. “Ja ze werd ziek, moest zelfs snel terug naar Holland gevlogen
worden maar binnen twee weken was ze overleden.” Voor Kees blijft het gemis van zijn vrouw maar hij
kan er goed over praten. Samen hadden ze voor Portugal gekozen en totaal
onverwacht viel ze weg. Na geruime tijd vond hij terplekke een nieuwe
partner en voelt zich helemaal thuis in Portugal. We hadden vorige week
lange gesprekken die zo veel indruk maakten dat ik dit verhaal schreef
zonder de opnames van twee dagen terug te luisteren. Dit Kees van der
Ven verhaal is voor mij een mooie afronding van zoveel interviews die ik
mocht schrijven. Destijds als journalist en nu als pensionado. Altijd
pas tevreden als er een verhaal uitrolde dat ik zelf graag zou willen
lezen. Dan is het goed en vrijwel altijd dacht degene die mij te woord
stond er ook zo over. Juist die combinatie maakt dat ik met dankbaarheid
op mijn verhalen terugkijk. NEDERLANDS KAMPIOENSCHAP: NK 250: 7 titels 1975 t/m 1983. NK 500: 4 titels 1985, 1986, 1988, 1990. WERELDKAMPIOENSCHAP: WK 250: Maico 27e in 1978 (één GP, Schwanenstadt ,
Oostenrijk). WK 250: Maico 5e in 1979 (eerste GP zege Hyvinkää,
Finland). WK 250: Maico 2e in 1980. WK 250: KTM 3e in 1981. WK 250: KTM 3e in 1982. WK 250: KTM 3e in 1983. WK 125: KTM 3e in 1984. WK 125: KTM 4e in 1985. WK 500: KTM 5e in 1986 (eerste GP 500 zege Vimmerby,
Zweden). WK 500: KTM 3e in 1987. WK 500: KTM 4e in 1988. WK 500: KTM 8e in 1989 (laatste GP overwinning
Huskvarna, Zweden). WK 500: Honda 7e in 1990. WK 500: Honda 13e in 1991. WK 500: Honda 32e in 1992. GRAND PRIX winnaar: 18 keer. GRAND PRIX manche winnaar: 33 keer. 18 keer lid van Nederlandse Landenteam in de
Motocross des Nations 500cc, Trophee des Nations 250cc en Coupe des
Nations 125cc. COUPE des NATIONS winnaar 1984 met Hensen, van den
Berk, Postema. LE TOUQUET 3 uurs Strandrace: Winnaar 1982, Winnaar
1983, Winnaar 1984, Winnaar 1985, Winnaar 1986. ENDURO WK 1984 – 2e in de 500cc, winnaar slotproef
Norg. Eerste MISTER 875cc: winnaar in 125, 250 en 500cc
sinds 4 mei 1986. Eric Geboers was de 2e een jaar later. TEAMMANAGER van het CHAMP MOTOCROSS Team met 3
wereldkampioenen: Grant Langston in 2000, Steve Ramon in 2003 en Ben
Townley in 2004. Soms zie je een foto van een ster van weleer
en denk je oh jaaa … als in een flits komen herinneringen terug die
ergens diep in het geheugen zijn opgeborgen.
Zo ook met Jacky Vimond die genoemd werd op
deze pagina´s een paar dagen geleden. Jacky was jarenlang een 250cc
topper en in zijn roze JT pak reed hij naar de wereldtitel in 1986 en
werd de eerste Franse motocross wereldkampioen. Rinaldi werd tweede en
Gert Jan van Doorn derde dat jaar. Vimond was best wel populair in heel Europa
door zijn open instelling en hij sprak behoorlijk Engels omdat hij uit
Normandië kwam en veel in Engeland gereden had in zijn jeugd. Vimond’s race carrière kwam bijna tot een
vroeg einde na een miraculeus ongeval. Nee niet op een cross baan maar
in een theater dat was afgehuurd om die wereldtitel van Jacky groots te
vieren. Dat kon je aan de Sonauto baas Jean Claude Olivier wel
overlaten. Maar er ging iets vreselijk mis op het moment
dat men Jacky zittend op zijn motor vanuit de nok van het Paris Latin
theater liet zakken waar normaliter de schaars geklede dames het toneel
bezetten. Een van de kabels schoot los of knapte en de onfortuinlijke
Vimond viel 9 meter naar beneden. Een zware rugblessure hield hij er aan
over in plaats van een houten kop na afloop van een normaal verlopen
groot kampioens feest. In de jaren voor zijn kwartliter GP successen
had Vimond al diverse zware blessures overwonnen als een gebroken been
en knie en een long embolie. Echter na deze zware val die over de hele
wereld het nieuws in de (cross)bladen haalde leek het met Vimond (van 18
juli 1961) gedaan. Maar hij bleek sterker dan de sterkste
geruchten over zijn gebroken rug als gevolg van die valpartij. En zijn
return kwam nog wel in de 500 GP’s op die fraaie YZM 500 met alu frame
als team maat van Kurt Ljungqvist. Daarmee had Vimond nu een echte
fabrieksfiets want zijn 250cc in vroeger jaren was semi fabrieks. Zijn top jaren waren onder de vleugels van
Sonauto, de Franse Yamaha importeur en zo switchte Vimond in 1987 naar
de 500cc GP’s, de hogeschool van de cross in veler ogen. Daar haalden de
rijders minder kwajongens trucs uit als bijvoorbeeld de Kinigadner
broeders (en pa) die met regelmaat van alles opbliezen in het
rennerskwartier en elders. Lachen was hun motto. Maar Heinz versloeg
Vimond wel in 1984 en 1985 voor de kwartliter titel. Vimond werkte de eerste 6 maanden van 1987
keihard aan zijn herstel en reed de laatste GP van dat jaar. Hij werd
derde in de laatste manche van Roggenburg (CH), een teken dat hij klaar
was voor het seizoen 1988. De eerste GP werd niks maar de tweede GP op
de mooie natuurlijke baan in Payerne eindigde Jacky als tweede en derde.
Daarna volgde de GP van Zweden en die werd een eerste 500cc succes voor
de Fransman met een overwinning (1 en 3 in de manches). Het succesverhaal van Jacky Vimond had –na
zijn zware blessure- hiermee een nieuwe glans gekregen en door ging men
naar de vierde GP van Ruskeasanta in Finland. Over deze GP wil ik het
even hebben. De start in Ruskeasanta is erg lang en
plankgas kwamen de mannen aangestormd op de eerste linker 180 graden
bocht. Dit circuit is een echte zandbaan met de bijpassende remknippen
dus je moest best wel opletten. Ik zag er ooit de Zwitser Louis Ristori
–altijd goed voor spektakel- te hard rechtdoor schieten de bosjes in.
Erger was dat hij Roger DeCoster meenam die zijn noten stootte aan de
alu tank, zeg ik dat netjes? De tank bleek fiks gedeukt. Terug naar Vimond, hij kwam in de hoogste
versnelling aanstormen op zijn prachtige YZM 500 maar zag het gevaar
over het hoofd en ging onderuit bij het ingaan van de bocht. Een hoop
tumult uiteraard en toen het stof was opgetrokken en de meute uit zicht
was verdwenen lag de Fransman nog stil midden op de baan. Zijn vrouw Brigitte kwam zeer verontrust
aangerend en maakte de stennis op Franse wijze zo mogelijk nog groter.
Ik denk dat ze ingefluisterd was door haar man … ik denk het maar zo ja,
ik stond er niet naast. Vimond bleef doodstil liggen –vaak de beste
oplossing bij een ernstig ongeval- en zo werd de race na een ronde
afgevlagd want hij lag midden op de baan. Het hele spul dus terug naar
het parc fermé. EHBO en dokter erbij enzovoort. Om een lang verhaal kort te houden, je ziet
wel es voetballers die zwaar geraakt worden en per brancard afgevoerd
worden. Maar op het laatste moment springen ze dan overeind en vervolgen
de match. Zo verging het Jacky ook, zwaar ondersteund werd hij afgevoerd
… maar even later stond hij er gewoon weer bij aan het starthek. Was het een truc van JV om de race plat te
leggen? Of misschien was het de schrik, of was het een geluk bij een
ongeluk. De score in Finland bleef voor hem op nul staan. Daarna haalde
hij nog wel een eerste, tweede en derde plaats wat leidde tot de vijfde
in de eindstand ruim achter Kees van der Ven. Yamaha stopte en Vimond deed er nog een jaar
bij op 500cc Honda en werd dertiende in 1989. Het jaar daarop probeerde
hij zijn geluk op een Suzuki 250cc maar een dertigste plek betekende wel
zijn laatste succes. Na het beëindigen van zijn actieve carrière
werd hij een succesvol motocross coach en trainer. In Frankrijk houdt
men de kampioenen langer in ere en betrokken bij de sport dan
bijvoorbeeld in Holland. Voor Italië geldt hetzelfde en bleven GP azen
eveneens actief in coaching en begeleiding en bleven de toppers
doorbreken.
Via de bond of op
privé basis bleef Jacky Vimond tot de dag van vandaag betrokken bij de
sport. Hij hielp rijders als Tortelli, Roncada en Vuillemin bij hun
successen en werkt recent nog met de jeugd van tegenwoordig. En bij de
Vet MXDN op Farleigh Castle in 2013 reed het Franse team mee met de drie Franse
wereldkampioenen: Vimond, Bolley en Bayle.
Jimmy Weinert, Reed een paar GP's waaronder Namen en speelde daar na afloop uitstekend gitaar en met een internationale schare zongen we mee - werd het heel gezellig
Op uitnodiging van Marianne en Henk
Seppenwoolde kwam afgelopen zaterdag een groep bekenden bijeen voor een
voortreffelijke barbecue in Rijssen met daaronder een aantal echte
coryfeeën uit de nationale motocross (solo en zijspan) van een paar jaar
geleden. Nou ja van iets meer dan een paar jaar
geleden ... Maar gelukkig hebben we weer opvallend veel
(mooie en spannende ..) verhalen gehoord van die goeie ouwe tijd,
sommige ervan waren wel bekend en andere geheel nieuw. Zoals van Bennie
Wilken -een van die talentvolle rijders uit die vervlogen jaren- die de
achtergrond van zijn carrière belichtte. Op aandrang van zijn broer ging Bennie op
zijn 15-de met steun van zijn ouders in op zijn broer’s aanzet om 4 jaar
alles op zijn cross loopbaan te zetten die zijn familie gezamenlijk
mogelijk maakte en beleefde. Daarop maakte Bennie, toen al volop actief
in andere sporten, voor de volle 100% werk van die “opdracht”. “Ik had nog nooit een motocross gezien maar
bekeek heel goed de foto’s van de sterren uit die tijd zoals Bengt Aberg
en keek hoe die mannen een bocht namen en hoe ze sprongen. Dat ging ik
dan mezelf aanleren en voluit daar op trainen, elke dag weer als ik uit
school kwam.” Heel snel doorliep Wilken de 50 en 125cc en
werd een topper in de 250cc. In 1975 werd hij als ‘jonkie” gekozen als
lid van het Nederlandse Trophee des Nations team dat in de
landenwedstrijd in Maggiore, Italië, aantrad. Gerrit Wolsink, Frans
Sigmans en Jo Lammers waren de teamgenoten van de toen 18 jarige Bennie,
de echte vaderlandse top dus! Nu is Wilken 60 maar nog fit zo te zien en
vertelde hij zaterdagavond j.l. vol overgave over die tijd. Ik had hem
jaren lang niet meer gezien maar ontmoette jarenlang mensen die vroegen
hoe is het toch met Bennie Wilken? “In die eerste 4 jaar zette ik me meer dan
100% in … je zou kunnen zeggen dat ik daarin mijn meeste energie gelegd
heb. Later was ik nooit zo serieus als in die beginjaren. In veel GP
wedstrijden vloog ik er vol in vanaf de start en in de laatste fase van
de race was ik dan vaak uitgeteld.” “Maar ik kan me die mooie tijd nog uitstekend
herinneren, zoals een kopstart in de 1979 GP 250cc in Halle met
tienduizenden mensen langs de baan. Ik reed op kop en zag de mensen
langs de complete baan mij als in een wave aanmoedigen. Geweldig vond ik
dat.” Dat was zeker geen kattenpis van onze Drent
uit Nieuw Schoonebeek want Carlqvist won de eerste manche voor Moisseev
en Wilken werd derde. In de tweede manche was hij vierde en scoorde
Bennie die dag 18 WK punten, gelijk met Kees van der Ven. Wellicht was
dat Wilken’s beste GP race uitslag; hij finishte dat WK 1979 als 15-de.
Een jaar later werd hij 13-de in het WK met een tweede plaats in de
250cc GP in Hengelo maar dat was zijn enig resultaat die dag. Het was weer zo’n geweldige BBQ avond die we
jaarlijks voortzetten, dank aan de organisatoren en de helpers is
gepast. Net zoals vroeger was het een gezellig samenzijn, op een manier
waarvan wij denken dat de crossers van heden niet meer met elkaar hun
sport gezamenlijk beleven zoals wij dat jaren geleden deden. Bennie Wilken kwam via Piet van Dijk en de
Maico tijd bij Henk Koster terecht. “Henk begon in de cross met het
sponsoren van Klaas Hoogland maar hij wilde graag de GP’s afreizen en zo
kwam ik erbij want ik had een H nummer. Een prachtige tijd was dat, nog
voor het Venko Honda Team dat Henk Koster later begon.” Bennie Wilken doet al jaren in gebruikte autoruiten (Lowbudget Autoruiten) en plaatst die bij de klant thuis. Verder is hij (op het oog) de wilde haren kwijt maar gelukkig niet de gulle lach.
Gerrit Wolsink maakte naam met 5 overwinningen op Carlsbad in de US500GP en uiteraard bouwde hij daar talrijke contacten op. JT eigenaar John Gregory was een vriend. Gerrit was niet zo van de ‘weggeverige’ maar op een avond na een Europese GP leende hij John toch even zijn Porsche uit met de woorden: "doe je wel voorzichtig John, dat is alles wat ik heb." Gerrit heeft een ruime Amerikaanse belangstelling, niet alleen voor motocross maar ook de Amerikaanse (country) muziek en films hebben zijn belangstelling. Het leven in Amerika en het oneindige landschap zijn zaken die hem zeker aanspreken. Wolsink -uit Hengelo Gld.- is van maart 1947 (als ik) en hij begon in 1965 met motorcrossen op een 50cc. Hij werd voor het eerst Nederlands kampioen in de klasse 500cc in 1968. Daarna won hij die titel nog zeven keer. Zijn vader Nolle crosste ook evenals zijn oom Bennie Hartelman die in de beginjaren Gerrit’s vaste begeleider was. Zijn eerste Grand Prix won Gerrit in 1973 in Tarare, Frankrijk op Maico. Daarvoor reed hij vooral Husqvarna maar ook wel es op een Greeves. In de strijd om de wereldtitel werd hij twee keer tweede -in 1976 achter RD en in 1979 achter Noyce. En twee keer derde in 1975 en 1977. De vijf overwinningen in de Grand Prix van de Verenigde Staten leverde hem de bijna “King of Carlsbad” op. Een andere bijnaam van Wolsink was “De vliegende tandarts.” Mijn eerste contact met Gerrit was op de Cross der Azen ergens in de tweede helft van de 60’s. Net als hij studeerde ik al gaf ik daar snel de brui aan. Mijn respect voor Gerrit Wolsink groeide met zijn prestaties in de motocross want vele jaren in de aanloop naar de WK successen studeerde hij aan de Amsterdamse universiteit voor het afronden van zijn tandarts opleiding. Amsterdam heeft hij in die tijd tevens in zijn hart gesloten en daar brengt hij nog steeds veel tijd door al woont hij nog immer in Gelderland in de buurt van zijn tandartspraktijk in Laren. Tandarts Wolsink is gespecialiseerd in parodontologie en implantologie. Na zijn Suzuki fabrieksjaren keerde hij terug naar Maico in 1980 en reed daarna Honda tot het einde van zijn cross jaren in 1982. Zijn laatste race was een paar jaar terug bij een veteranen optreden op een ouwe Matchless van zijn vriend Hans Polsvoort (“dat was echt de laatste keer”) op het Hengelse Zand. Dat was het plaatselijk circuit van de eigenaar die oogluikend toestond dat de jonge Wolsink met zijn crossbrommer over het landgoed scheurde en zo zijn talenten ontwikkelde. Daarnaast speelde Wolsink ook in de enduro een rol. Uiteraard op de Venko Honda maar ook wel eens op zo’n dikke BMW. Ook was Gerrit captain van het Trophy Team dat het WK enduro won. Bij de cross en enduro activiteiten van het Venko-Honda team speelde hij een rol, tevens was hij kortstondig betrokken bij de KNMV. Al heeft hij lang geleden afstand genomen, de motorsport heeft Wolsink altijd geboeid en niet voor niets liep hij op de reünie in een Ducati truitje rond, zijn favoriete merk momenteel. Reizen met de dikke Italiaan is zeker een blijvende hobby. Wolsink zijn focus lag altijd op het WK zodat de Cross der Azen nooit prioriteit kende, die kwam iets te vroeg in de opbouw. Niettemin won hij die een keer en ook de GP500 van 1978 in Sint Anthonis. Die overwinning leverde hem zijn laatste Suzuki fabriekscontract op, het merk dat hem vanaf 1974 inlijfde. Dat was nadat hij het WK 1973 als vijfde afsloot met een overwinning in de laatste manche .. in Sint Anthonis. Gerrit Wolsink had de pech dat hij reed in de toptijd van Roger DeCoster en dat heeft hem net de wereldtitel gescheeld in 1976. En was het die onstuimige Graham Noyce die hem in 1979 nipt voor bleef. In de tussenliggende jaren leverde Suzuki niet altijd het beste materiaal
Na zijn actieve jaren heeft kortstondig Wolsink Racing Imports bestaan en was Gerrit de man achter Bel Ray, het Amerikaanse olie merk dat hij in Nederland vertegenwoordigde in de motorwereld. Maar al snel kwam het besef dat de tandheelkunde zijn stiel was. Op die reünie in St Tunnis stond ik naast Gerrit –we reisden samen vele jaren naar de GP’s – toen hij in gesprek raakte met een oude tegenstander: Peter Herlings. Uiteraard ging het over vroegere felle duels (“ik was iets sneller in het bochtenwerk”) maar als snel was Jeffrey Herlings het onderwerp. Motocross zal Gerrit niet of nauwelijks volgen met uitzondering van Jeffrey naar het schijnt. Interessant was de analyse van Wolsink over de snelheid en stuurmanskunst van de jonge Herlings. Waarop zijn vader inhaakte met opmerkingen dat zijn zoon hem nog wel eens naar zijn advies vraagt. Leuk om te horen. Mijn herinneringen aan Gerrit Wolsink? Uiteraard Carlsbad en hoe hij dat in de hitte flikte met een uitgekookte voorbereiding en zuinig rijden. Maar vooral schiet me altijd te binnen de GP van 1978 te Naestved Denemarken. Wolsink had een slechte start en vloog in een ‘alles of niks’ stijl naar voren, hij werd 2e en 4e in de manches. Ik stond te fotograferen naast een springbult en zag hem buiten de goede lijn aankomen in de tweede manche en dacht dat loopt fout. Hij landde bovenop de bandenstapel maar hield het gas er vol op en reed gewoon door. Dat soort acties was niks voor hem, helemaal niet zijn rijstijl en volgens sommigen de reden dat hij naast de wereldtitel greep. Terug naar het begin, Arjan noemde JT en ik sprak over John Gregory die naar de GP kwam met nieuwe spullen voor Wolsink. Ik reisde veel met Gerrit en kende hem goed, wist dat ik nooit een shirtje zou krijgen (“ik heb er niet zo veel”) en pakte er dus zelf een van het stapeltje in onze gezamenlijk huurauto. Sorry Gerrit … Oh en wat staat er te lezen op het T-shirt van deze jonge Wolsink? Juist ja: USA Gerrit met de Maico
Het tweede Maico avontuur van Gerrit werd geen herhaling van deel een, waarin Gerrit in Tarare zijn eerste GP won op Maico in 1973. Dat was de openings GP dat jaar. Als mijn geheugen me niet in de steek laat- dat dit in Tarare Frankrijk is 1973, eerste GP dat jaar, eerste GP overwinning van Gerrit, ik was er bij op deze wedstrijd in Tarare - mijn eerste buitenlandse GP als verslaggever. hadden een VW busje geleend en kwamen vrijdagavond in het donker aan. Pilot, vroeg de man aan de slagboom ... Oui Oui en hij maakte de beweging doorrijden, dus stonden we ook nog es midden in het rennerskwartier. Deel twee op Maico werd geen herhaling mede doordat veel onderdelen in het seizoen niet bij de rijder terecht kwamen. Het verhaal gaat dat zijn (Engelse) monteur een andere bestemming wist en de bus vaker richting UK stuurde, ja, die sluisde de onderdelen (bus vol), door naar een maatje die was een grote Maico dealer en vulde zo zijn zakken ... tsja soms klikt het niet met de motor, soms niet met de mensen om je heen. Uitspraak van, Roger De Coster: "motocross is net als dansen, als de dame niet past loopt het spaak." Wijze man Roger !
Maico ... tekeningen .... ??? Men maakte
bij Maico uitlaten voor de GP rijders en als een van die mannen zijn
uitlaat plat reed en een nieuw exemplaar vroeg maar dan precies dezelfde
als die hij had .... tsja dan krabte men achter de oren want niemand
wist wie wat maakte. Dat althans was het verhaal in de jaren dat ik nog
op de GP's kwam haah Zijn Honda overstap kwam tot stand dankzij o.a. Jan Smit, naast sponsor ook Wolsink fan. Jan de Groot was Gerrit zijn monteur, het speciale Honda spul kwam dacht ik via Gerrit's maat en x-collega Roger DeCoster die dat jaar voor Honda reed en zijn laatste GP in Ettelbruck won
Op de foto nr 18: Gerrit Wolsink, 1977 GP 500 Namen België. Hij vocht met Heikki Mikkola (die werd die dag wereldkampioen in zijn eerste jaar op Yamaha) om de overwinning in de tweede manche, zie hier mijn foto van die wedstrijd. Er volgden na Namen nog 2 GP's maar Heikki was dat jaar en in 1978 oppermachtig. Roger werd tweede in het WK en Gerrit derde. De laatste GP was in Wohlen en werd een modderbad, Yamaha organiseerde een barbeque waar ik Heikki herinnerde aan dit gevecht met Wolsink en wat Gerrit mij daarover vertelde. Gerrit zei me in Namen dat Heikki daar tot op de limit reed om hem voor te blijven. Dat werd nog een aardige woordenwisseling tussen die twee. Soms kun je beter zwijgen haha Dat denk ik ook ... en soms wel eens net iets erover, vraag Albee maar die veel viel alvorens hij drie titels binnen sleepte.. Mikkola vond dat hij helemaal niet tot de limiet moest gaan tegen Wolsink op Namen, vandaar hun discussie. Onsportief in het geheel niet maar de foto toont dat Mikkola "on the gas" is. Ik stond veilig opgesteld naast het torentje op de Citadel, wel bekend bij bezoekers. En Jaak in 1976 .. tsja volgens sommigen ging Gerrit niet tot het gaatje en daarom ging de titel in 76 naar Roger. Die was uitgevallen met een gebroken gaskabel en stond onrustig aan de zijlijn de race te bekijken Sint Anthonis 1978 was de laatste GP 500 van dat jaar. Wolsink had een middelmatig seizoen (klaagde over het materiaal) en de heer Tamaki, de Suzuki team baas, viel het zwaar om Gerrit de deur te moeten wijzen. Tamakisan was namelijk een heel aimabel mens. Gerrit Wolsink was bovendien met 4 overwinningen in de US 500 Grand Prix benoemd tot 'King of Carlsbad' en Amerika was een uitermate belangrijke groeimarkt voor Suzuki en betere publiciteit kon men zich niet wensen. Maar jonge coureurs meldden zich en Wolsink had in heel '78 nog geen manche gewonnen. En toen kwam Sint Anthonis, de finale GP en Gerrit won beide manches. Ik kan me nog het stralende gezicht van Tamakisan voor de geest halen. 'Nu kan ik Japan positief adviseren,' vertelde hij met gulle lach. Gerrit bleef in 1979 op Suzuki, hij won zijn 5e Carlsbad GP en werd nipt door Noyce geklopt in het WK.
Mooie foto, niet GP Luxemburg maar GP Canada 1979, een week na Carlsbad USA. De start van de race werd dusdanig vertraagd door het stof dat ik alleen de eerste manche kon zien en meteen terug moest naar het vliegveld wilde ik niet de vlucht naar Holland missen. Gerrit is al jaren niet meer betrokken bij de KNMV of de motocross en is full time tandarts, gespecialiseerd parodontoloog / implantoloog. Het is ook moeilijk als GP topper te moeten accepteren dat anderen die je begeleidt er niet 200% voor gaan. Ook zijn functie bij de bond gaf Gerrit op, het zal wel te maken hebben met verschil van inzicht laten we het daar op houden. 5 KEER WINNAAR
VAN DE LEGENDARISCHE
CARLSBAD USGP. ‘Tandarts Wolsink boort in rotte toestanden’ was een
kleine 50 jaar geleden een kop in De Telegraaf. Gerrit Wolsink kreeg
geen uitnodiging voor de Motocross der Azen. Harrie Goossens had dat als
organisator zo beslist na kritiek van Wolsink richting Goosens. Gerrit:
“Ja ik had opmerkingen gemaakt dat de manager van talrijke Nederlandse
rijders (Goossens dus - HvH) zijn pupillen liever rondjes rond de kerk
liet draaien in plaats van te kiezen voor de GP’s. Dat laatste had mijn
prioriteit.” Wolsink rondde in 1972 met succes de studie tandarts
af in Amsterdam terwijl hij tegelijkertijd met zijn H7 in de motocross
actief was op Husqvarna. Verdeelde zijn tijd tussen studeren in de
hoofdstad en het zich voorbereiden op de GP’s in de Achterhoek. Nu
gepensioneerd is hij terug in zijn geliefde Amsterdam. GP’s reed hij
incidenteel die jaren want Husqvarna manager Roland Arrehn wilde persé
dat Gerrit eerst de studie afmaakte. Hij eindigde al enkele jaren in de
WK top tien toen Maico hem contracteerde. Vanaf 1973 stootte Wolsink als
fabrieksrijder door naar de wereldtop in zijn sport. De openings Grand
Prix dat jaar was in Tarare (F) en die won Gerrit. Op 31 maart zendt het tv programma Andere Tijden
Sport een aflevering uit met o.a. als thema: waarom werd Gerrit Wolsink
nooit wereldkampioen? Het is dit jaar 43 jaar geleden dat Wolsink de
beste kans op een 500cc wereldtitel verspeelde in Ettelbrück, Luxemburg.
Een andere vraag kan zijn: waarom won Wolsink wel 5 keer de USGP 500cc
van Carlsbad maar nooit de wereldtitel? Lees verder … sorry mensen ik
kon het verhaal niet korter maken. Veertig jaar na de laatste van vijf zeges op Carlsbad
(de USA 500cc Motocross Grand Prix ofwel de USGP) is Gerrit Wolsink nog
steeds bij velen bekend als King of Carlsbad. Hij wordt –zeker ook in
Amerika- nog immer zo herkend en geroemd. Op 13 februari 2016 werd
Wolsink voor zijn prestaties uitgenodigd als eregast bij de Supercross
in San Diego. Amerika koestert langer dan wij nuchtere Hollanders zijn
helden. Een dag later werd Gerrit opnieuw in het zonnetje gezet bij de
Carlsbad MX Reunion, omringd door talrijke toppers uit zijn tijd. De Carlsbad Grand Prix was magisch want slechts een
handvol Europese mx fans volgden Wolsink en co naar de USGP. Een race
die destijds in Amerika wel op de tv te zien was -nu heel gewoon- maar
ABC Sport zond de Amerikaanse GP uit in … de maand januari dus een half
jaar later. Twee keer zelfs, dat wel. Maar nog belangrijker: Carlsbad
bracht de ommekeer van Europese naar Amerikaanse Grand Prix winnaars en
daarmee ontstond de Carlsbad legende. Gerrit Wolsink won de Amerikaanse motocross Grand
Prix van Carlsbad in Californië tussen 1974 en 1979. Nooit won Gerrit
een wereldtitel motocross maar de Carlsbad legende verschafte hem een
status minimaal gelijk aan die van een wereldkampioen. Zou hij die vijf
Carlsbad zeges willen inruilen voor een wereldtitel? “Eén van de
Carlsbad overwinningen zou ik wel willen inruilen voor één wereldtitel.
Niet meer. Ik heb nooit lang stil gestaan bij het missen van die
wereldtitel. Dat besef kwam pas terug in het afgelopen jaar nadat
Herlings de MXGP titel als eerste Nederlander greep. Die titel is
vergelijkbaar met de 500cc wereldtitels uit mijn tijd. Vandaar. Zo kwam
de NOS bij mij terecht voor hun uitzending met als insteek de verloren
titel van 1976.” Wolsink trok zich in 1983 terug uit de motocross en
verloor zelfs de interesse. Die kwam deels terug na een uitnodiging als
special guest voor een nieuwe uitvoering van de film Spetters. “Ik had
helemaal geen zin om er heen te gaan. Mijn vriendin wees me er op dat ik
een rol had in die cultfilm. En zij wees me er ook op dat ik het pad
effende voor latere Nederlandse toppers in het WK. Rond, Van der Ven en
later Strijbos, Van den Berk, Tragter en nu dus Herlings hebben daarop
voortgebouwd. Er kwamen betere motoren, er volgden hogere vergoedingen.” Vorig jaar gaf hij een lezing voor de KJMV, de
vereniging van Japanse motorfietsen, zie de foto uit hun blad. En niet
lang geleden gaf Wolsink gehoor aan een uitnodiging van Seppenwoolde en
sprak hij lang met andere genodigden op diens feestje. “Gerrit is milder
geworden” hoorde ik een paar keer vallen. WAT MAAKTE DE CARLSBAD USGP TOT EEN MYHTHE? Waarom is Carlsbad zo’n iconisch monument geworden
waardoor elke insider in de motorsport er de betekenis van kent en men
daardoor bekend is met Wolsink als de King of Carlsbad? De Engelsen
Gavin Trippe en Bruce Cox kregen de WK status voor de Carlsbad races in
1973. Gerrit’s teamgenoot Willy Bauer won die wedstrijd en Gerrit maakte
zijn debuut met een tweede plaats in de slotrace. Vanaf 1974 trok Gerrit
Wolsink de Carlsbad USGP overwinning naar zich toe. Tot en met 1979 liet
hij in de manches steeds een top 5 notering aantekenen met uitzondering
van 1978. Neem in ogenschouw dat in die jaren alle Japanse merken een
fabrieksteam inzetten naast de Maico’s, KTM’s, een enkele Puch en
Husqvarna. Zie ook de lijst van toppers in die jaren: DeCoster,
Mikkola, Bauer, Jonsson, Lackey, Noyce, Malherbe. Allemaal Grand Prix
winnaars in die epische periode. En weet dat de Amerikaanse rijders
destijds sterk in opkomst waren. Carlsbad werd een race die de hongerige
Amerikaanse rijders en fans voor geen prijs wilden missen. Het zou
echter tot 1980 duren tot een van hen -Marty Moates- de Europese
hegemonie doorbrak gevolgd door Magoo in 1981. Dus niet Brad Lackey, de
vaste Amerikaan in de GP500 scene. De laatste USGP op Carlsbad werd verreden in 1986 en
toen heette de winnaar Ricky Johnson. Wolsink ontmoette Johnson drie
jaar terug toen hij in San Diego werd geïnviteerd. “Ja, we raakten in
gesprek en ik vertelde hem dat ik met veel bewondering naar hem had
gekeken. Ricky keek me verbaasd aan en draaide het om. Hij was als
opkomend talent juist geïmponeerd door hoe ik de wedstrijden op Carlsbad
domineerde. De Carlsbad Grand Prix is een begrip in Amerika, nog steeds.
Voor hen was ik een held.” Wolsink won Carlsbad in 1974-1975-1976-1977-1979.
Niet in 1978, toen was de combinatie Mikkola-Yamaha de sterkste. Een
jaar eerder had Heikki ook al een WK punt meer dan Wolsink maar destijds
telde de totaaltijd voor de zege. Ja Carlsbad kreeg een mythische
status. Het was de tijd dat motocross sterk in opkomst was in Amerika.
We mogen de naam van Pierre Karsmakers niet vergeten die een beslissende
rol speelde bij de groeiende populariteit van de cross in Amerika.
Carlsbad werkte als een katalysator, het werd de start van de
mondialisering van de motocross. Het werd een geaccepteerde sport. In
die jaren ontstond een industrie zoals we die nu kennen. Motor
fabrikanten zagen het belang, er ontstonden nieuwe merken voor kleding,
helmen, laarzen, brillen, etc. De media kwamen met motocross bladen en
nu zijn er de mx websites die het nieuws kort na de race in je computer
brengen. En in recenter jaren doken de mondiale energydranken op de
motocross als commercieel platform. “Ik word nog herkend in Amerika en dan hoor je
vervolgens, goh een Hollander die vijf keer deze Grand Prix motocross
won bij ons in de woestijn. En ook nog tandarts. Dat vonden ze echt
bijzonder.” Amerika heeft hierna zijn eigen helden omarmd zoals Bob
Hannah, Jeff Ward en vooral Jeremy McGrath. Ze werden gevolgd door
nieuwe namen als Ricky Carmichael. Dat zijn voor Amerikanen de absolute
toppers. De wereldkampioenen in de motocross genieten in Amerika
daarentegen nauwelijks bekendheid. Supercross werd een nieuwe vorm van
motocross in een stadion met alle comfort. Die competitie kwam live op
tv, toppers werden multimiljonair. HOE KON WOLSINK 5 KEER WINNEN? De baan van Carlsbad was keihard met enorme heuvels
en een blauw spoor tekende op vele plaatsen de race lijn. Het weer was
‘beestachtig’ heet met temperaturen dik in de 40 graden. Wij dronken als
toeschouwer 10-15 blikjes fris en hoefden nooit naar de wc. De stad
Carlsbad is een badplaats, het circuit lag in het gortdroge en woeste
binnenland. Roger vertelde in Motocross Action: “Wolsink had die baan
totaal onder de knie, hij reed niet zo hard als degene die er vol in
vlogen. Gerrit won en wel vijf keer zodra de anderen uitgeput door hun
armen zakten en hij nog eens aanzette. Dat vonden die Amerikanen
geweldig voor iemand die van de zandcircuits kwam.” Een van de kernpunten voor een goede race legde
Wolsink me al jaren eerder uit: “Probeer rond te rijden en niet van hoek
naar hoek. En pak je rust waar je kunt, een motor heeft een zadel en
gebruik dat wanneer je kunt.” Maar Carlsbad leek in niets op Europese
banen. “Nee dat niet en toch voelde ik me er thuis. Ik kom graag in
Amerika, onder andere vanwege het weer. Voor de wedstrijd zat ik een
week of soms langer bij de promotor in huis. Op het tijdstip van de
wedstrijd ging ik in de dagen vooraf trainen op een tartan baan. De
mensen dachten dat ik helemaal gek was, op het heetst van de dag. De
barkeeper in ons restaurant was marathonloper en legde uit hoe mijn
lichaam zou reageren. Zo kon ik me in alle rust voorbereiden en
aanpassen aan de warmte. Ik kon daar goed tegen en liep in het weekend
altijd rond met een houding van die warmte doet me niks. Lekker weertje
toch. Terwijl anderen niet ophielden met klagen. En ik nam als bij elke
wedstrijd een kan koffie mee en brood met hagelslag. Roger was druk met
familie zaken bezig nu hij in Californië was waar zijn vrouw vandaan
kwam. Hij kwam zo nooit tot een zege. Dat zit hem nu nog dwars. Hij
noemt mij nu Mister Carlsbad. Heikki zei dat ik een vetlaag had en
daarom goed tegen de warmte kon.” Maar die keiharde baan dan? “Ja die toplaag werd
losgemaakt en flink besproeid en zo kreeg je hier en daar een walletje
waardoor ik toch mijn zandtechniek kon toepassen. Ik koos heel bewust
voor andere lijnen, sneed bochten op een andere manier aan. En hield zo
veel mogelijk reserves zodat ik op het einde van de race kon toeslaan
als anderen door de hitte bevangen op hun laatste adem reden.” En was er ook niet een goed prijzengeld? “Ik denk dat
er een 15.000 dollar aan prijzengeld aan de finish lag, toen was de
dollar nog veel sterker. Naast die premies bouwde ik een reputatie op
die tot de dag van vandaag overeind blijft.” Een week na Carlsbad volgde
de GP van Canada op een zandbaan en diverse keren sloeg Wolsink daar
opnieuw toe. Vier manche zeges op een rij aan de andere kant van de
oceaan. Een monument is in de maak op wat ooit Carlsbad Raceway was, nu
is het volgebouwd. Wolsink zal er zeker op staan. DE TELEURSTELLENDE AFLOOP IN 1976. Op de ontknoping van het WK 500cc van 1976 is al zo
vaak terug gekeken en nu komt Andere Tijden Sport zondag de 31ste met
een reconstructie. Gerrit moest in de slot Grand Prix beide manches
winnen na pech een weekend eerder op de Citadel van Namen. “In Namen lag
ik op kop en reed achter lek. De tweede manche won ik wel maar
verspeelde nog eens 12 WK punten op Roger.” Gerrit moest twee keer
winnen in de laatste Grand Prix dat jaar in Ettelbrück en dat lukte
niet. De titel bleef in 1976 bij Roger, hij scoorde netto 6 WK punten
meer, bruto slechts 2. In feite legde Roger de basis in de eerste helft
van het seizoen waarin Gerrit een aantal zwakke manches kende. DeCoster
won dat seizoen 9 GP manches tegenover 7 voor Wolsink. Sommigen vinden dat onze landgenoot iets meer ballen
had kunnen tonen tegenover lange Jaak. “Je moet terug gaan in de tijd en
de circuits van destijds in ogenschouw nemen. Was de slotrace op een
zandbaan geweest dan had ik die titel gewonnen. Je vindt op YouTube
beelden van de strijd tussen Malherbe en Lackey op dezelfde baan, een
paar jaar later. Zoek ze op.” “Ettelbrück was een pokkebaan, diepe gaten,
karresporen, geitepaadjes van een meter breed zonder afzetting, publiek
op de baan. En stof, ongelooflijk veel stof, behalve op het startveld
waar dan weer overdadig gesproeid was. Ik reed met lenzen in en die
rammelden met regelmaat uit mijn ogen en dan lagen ze te rollen onderin
mijn stofbril. Jaak zijn KTM liep die dag als een kogel, ik kon langszij
komen maar er voorbij lukte niet. Je wilt ook niet samen in de struiken
belanden of in het prikkeldraad. Ik ging al een keer onderuit. Ja jammer
dus. Mijn omgeving was bozer dan ik zelf, ik dacht ok dan volgend jaar
maar. Toen in 1977 en 1978 was Mikkola dé man met zijn Yamaha. Wij
hadden de slechtste Suzuki’s ooit met een ketting die er steeds afliep
of een motor die helemaal niks waard was het jaar er op. The Horse werd
die genoemd.” DeCoster viel uit in de eerste manche van Ettelbrück
met een gebroken gaskabel, ik zag hem zelden zo nerveus. “Roger ging
onderuit in de start omdat ik de motor bewust iets eerder dood remde. Ik
voelde hem komen en daardoor reed hij van achter tegen mij aan. Dus ik
kon me best wel hard opstellen, zo van die ben ik kwijt.” Na drie ronden
stond Roger met een gebroken gaskabel aan de kant en volgde met een
stopwatch en een strak gezicht het duel Van Velthoven-Wolsink. Er wordt soms geopperd dat diverse Nederlandse
toppers niet tot het gaatje gingen. De namen Wolsink, Rond, Van der Ven
vallen dan. “Ja ik hoorde het laatst nog. Ik vraag dan meestal heb je
wel es op een baan als Ettelbrück een Grand Prix moeten rijden?” Ik heb ooit gedacht dat Gerrit -afgestudeerd
tandarts- uit angst voor het beschadigen van handen of tanden nooit
helemaal tot de limiet ging. “Nee die angst had ik nooit, je denkt
zoiets gebeurt mij niet. Er waren banen als in Finland waar ik sprongen
maakte die niemand anders deed. Dat waren open banen waar je de ruimte
had en alles goed kon inschatten. Daarentegen lagen de banen in Italië
me niet bijzonder goed. Ik was wel iets voorzichtiger maar zag het soms
ook niet helemaal goed met mijn lenzen.” Wolsink kreeg een herkansing drie jaar later. Toen
was het de 32 jarige Hollander tegen de 10 jaar jongere Engelse
daredevil Graham Noyce. “Dat jaar waren de Suzuki’s wel weer goed maar
mentaal begon mijn leeftijd een rol te spelen. Toen ik na Carlsbad ook
de week er op de Grand Prix van Canada won zei iemand: “Je staat nog
maar 10 punten achter op Noyce.” Opeens sloeg de twijfel toe, ik was
prima in vorm maar verkrampte. Wat ook niet hielp was dat Roger mij
daarna op Farleigh Castle op het einde nog voorbij reed. “Dan moet hij
maar harder rijden” was zijn reactie in plaats van mij te helpen. Het
lukte gewoon niet meer. Stond ik een paar GP’s aan de start met het idee
ik wou dat het zes uur was. Niet de houding om wereldkampioen te
worden.” “Drie GP’s later was Markelo en daar stond ik nog een
keer getergd aan de start om Noyce het zo moeilijk mogelijk te maken. Ik
won de tweede manche en de Grand Prix. Maar werd in 1979 opnieuw tweede
in het WK.” En Paul Verhoeven maakte tijdens die wedstrijd in Markelo
beelden voor zijn film Spetters. GERRIT’S HANDICAP VOLGENS ROGER. DeCoster legde later aan Gerrit uit wat zijn handicap
was geweest bij hun tweestrijd: “Gerrit jij bent tandarts, met andere
woorden je hebt een vak als je stopt. Ik kan niks anders, ik moet het
hier verdienen.” In die waarneming kan ik me wel vinden. Wolsink heeft
van nature een veel bredere interesse en stond toen al anders in het
leven dan zijn concurrenten. Roger bleef zijn hele leven hangen in de
motocross tot de dag van vandaag. Met geweldig veel succes zoals we
allemaal weten! Het is een echte workaholic zoals hij zelfs onlangs nog
bevestigde. In zijn nadagen probeerde Gerrit het in 1980 nog een
jaar op Maico maar dat werd geen succes. Wolsink: “In 1981 kreeg ik via
Roger, toen werkzaam bij American Honda, een motor voor Carlsbad die was
5 kilo lichter dus moest er een plaat onder. “Kun je Carlsbad nog een
zesde keer winnen” vroeg hij mij. Ja had ik gezegd en kreeg een van hun
speciale motoren. Ik wilde na een kutjaar 1980 toch de uitdaging van
Carlsbad nog 1 keer aangaan. Ik was gebrand, trainde als 5e of 6e wat ik
altijd deed want ik wilde nooit naast de concurrenten starten. Maar ik
zette te laat aan en het lukte net niet. Jammer want John Gregory (JT
baas en Gerrit's vriend) had me een extra bonus beloofd van 50 mille “if
you win that sucker.” De GP monteurs van Honda gaven me veel spullen en
dus bleef ik netjes achter Noyce die net voor me finishte in de tweede
manche. We waren samen in de start gevallen, ik werd desondanks tweede
in de totaalstand achter winnaar Chuck Sun. Veel rijders maakten maar 1
manche af vanwege de omstandigheden.” Gerrit Wolsink werd tweede in het WK 500cc motocross
1976 en 1979. In totaal bemachtigde hij in zijn zeven beste WK seizoenen
van 1973 t/m 1979 twee 2e plaatsen, twee 3e, een 4e en twee 5e. In
totaal won hij 14 keer een 500cc Grand Prix, werd 9 keer Nederlands
kampioen motocross en 1 keer in de enduro. Ter afsluiting: Andere Tijden Sport belichtte eerder
de botsing tussen Strijbos en Van den Berk en het beruchte dichte
benzinekraantje. Op zondagavond 31 maart om 23.00 op NPO1 volgt de tv
uitzending Andere Tijden Sport waarin Wolsink en ook Van Velthoven en
DeCoster aan bod komen. Dan weten we meer en komen er nog meer feiten
aan de orde. Of Gerrit en Jaak de vrede tekenen? Ik heb er een hard
hoofd in. Véél kijkplezier. WINNAARS VAN DE CARLSBAD USGP: 1973 Willy Bauer; 1974
Gerrit Wolsink; 1975 Gerrit Wolsink; 1976 Gerrit Wolsink; 1977 Gerrit
Wolsink; 1978 Heikki Mikkola; 1979 Gerrit Wolsink; 1980 Marty Moates;
1981 Chuck Sun; 1982 Danny Chandler; 1983 Hakan Carlqvist; 1984 Broc
Glover; 1985 David Bailey; 1986 Ricky Johnson.
De in Sliedrecht opgegroeide Eric Stuurman (47) was
ooit een getalenteerd motorcrosser. Op 23-jarige leeftijd veranderde
zijn leven door een ongeluk tijdens een training. Daarbij werd zijn
ruggenwervel verbrijzeld waardoor hij een dwarslaesie opliep. Stuurman
bleef sporten en won als rolstoeltennisser onder meer vijf nationale
titels en brons in het dubbel op de Paralympische Zomerspelen van 1996
in Atlanta. Hij is nog steeds in die sport actief, werkt in een
motorzaak, heeft een eigen bedrijf in rolstoelservice, geeft tennisles
en is de trotse vader van de tweejarige Rosalie. In alle rust is Eric Stuurman in sporthal Rijnkom in
het Gelderse Renkum nog bezig met het geven van lesje rolstoeltennis.
Met drukke armgebaren legt hij zijn leerlinge uit dat zij moet
doorzwaaien. ,,Ik geef zes uur les per week, hier in Renkum. Maar mijn
leerlingen moeten wel gedreven zijn. Beter willen worden. Als ze een
beetje willen lummelen, zoeken ze maar iemand anders.’’ Twee dagen eerder werd Stuurman in de eerste ronde
van het Nederlands kampioenschap rolstoeltennis in drie sets (2-6; 6-1;
6-1) uitgeschakeld door Rody de Bie. ,,Ik had in de aanloop naar de
Masters slechts zes uur getraind, terwijl mijn tegenstander dagelijks
zes uur op de baan staat. Na de Spelen van Beijing heb ik gas
teruggenomen. Ik train nauwelijks meer. Ik speel nog zo’n vijf
toernooien per jaar, hoor daardoor nog steeds bij de beste zes van
Nederland en doe nog steeds mee, al sinds 1995, aan het Franse
kampioenschap voor clubteams. Daar ben ik door mijn Franse vriend
Laurent Giammartini destijds ingerold.’’ Eric Stuurman was in zijn jeugd in de ban van het
motorcrossen. ,,Andere sporten heb ik nauwelijks serieus beoefend.
Motoren, daar was ik gek van. Ik was wel een talent, al ben ik nooit
Nederlands kampioen geworden. Ik zweefde altijd tussen de tweede en
vijfde plaats. Ik had de pech om drie klasbakken voor me te hebben, die
ook alle drie wereldkampioen zijn geworden: John van den Berk, Dave
Strijbos en Pedro Tragter.’’ Een ongeluk maakte aan alle dromen een einde. ,,Over
een half jaartje is dat 25 jaar geleden. Ik was net 23 jaar. Het
gebeurde tijdens een training in Berghem. Ik viel van mijn fiets en
kreeg mijn motor op mijn rug. Ik wist al snel dat het goed fout zat. Ik
voelde alleen een lichte tinteling in een bovenbeenspiertje. Mijn rug
was verbrijzeld, waardoor ik een dwarslaesie opliep. In het
Radboudziekenhuis in Nijmegen kreeg ik al snel de bevestiging dat ik
waarschijnlijk nooit meer zou kunnen lopen. Nee, mijn wereld stortte
niet in. Begrijp me niet verkeerd, ik had dat ongeluk liever niet gehad,
maar ik keek direct vooruit en had maar één doel. Ik wilde zo snel
mogelijk in een rolstoel en ik wilde me zo snel mogelijk zelfstandig
kunnen redden. Ik vond het alleen verschrikkelijk voor mijn ouders. Zij
zaten elke dag bij mijn bed. Eerst reden ze zes weken op en neer van
Sliedrecht naar Nijmegen en daarna nog maandenlang naar het
revalidatiecentrum in Utrecht. Nee, ik heb nooit een dip gehad. Ik heb
ook nooit gehuild. Ik zag dagelijks mensen om me heen die er veel erger
aan toe waren dan ik. Jonge mensen die niet meer konden praten of hun
gezichtsvermogen kwijt waren. Ik kon niet meer lopen, maar ik had geen
zenuwpijn, geen spasmen, ik kon nog denken, ruiken, voelen en normaal
praten en binnen een paar maanden kon ik prima uit de voeten met mijn
rolstoel.’’ Stuurman is geen emotieloos type. Integendeel. ,,Bij
begrafenissen heb ik heel veel zakdoeken nodig. En als ik iemand moet
bellen die slecht nieuws te horen heeft gekregen, moet ik eerst bergen
overwinnen voordat ik eindelijk de telefoon pak. Ik ben best wel een
watje. Maar voor mezelf ben ik een ras optimist. Een ‘het glas is altijd
half vol-type’. Ik stond, zodra dat kon, met mijn rolstoel langs de kant
naar motorcrosswedstrijden te kijken. Zonder dat dat pijn deed. En ’s
avonds ging ik gewoon uit. En aan meisjes, valide meisjes, had ik geen
gebrek. Meer dan voor mijn ongeluk. Nee, geen meisjes in een rolstoel.
Dan zie je de kont niet he? Haha. Ik was alleen niet zo’n plakker
vroeger. Relaties duurden nooit lang. Tot ik zestien jaar geleden Petra
tegenkwam. Met haar wilde ik oud worden.’’ Na wat losbandige jaren ging Eric Stuurman ook weer
sporten. ,,Ik heb van alles uitgeprobeerd. Ik heb even gebasketbald, dat
doe ik overigens nog steeds en ik heb met een handboog geschoten. Door
een demonstratie van rolstoeltennisster Ellen de Lange kwam ik in
aanraking met die sport. Dat bleek al snel mijn ding. Eén keer per week
trainen was al snel te weinig en binnen twee jaar trainde ik bijna
dagelijks in Amsterdam tussen de nationale toppers onder bondscoach Mark
Kalkman.’’ Eric Stuurman behoorde zelf al snel tot de nationale
top en werd in 1992, 1993, 1994, 1995 en 1998 Nederlands kampioen. ,,Prachtige
jaren. Ik heb de hele wereld gezien. Hoogtepunten waren de Grandslams en
in totaal vier Paralympische Spelen. Atlanta waren mijn eerste Spelen.
Ik haalde daar in het dubbelspel met Ricky Molier direct een bronzen
plak. Die pakken ze me nooit meer af. In Athene, acht jaar later,
verloor ik de halve finale in het dubbelspel en later ook de strijd om
het brons. Doodzonde. In Beijing kwam ik nog tot de kwartfinales. Daarna
ben ik het rustige aan gaan doen. De Spelen van Londen zijn nooit meer
in beeld geweest. Mijn tijd is geweest. Maikel Scheffers, oud
wereldkampioen, is nu ons uithangbord. In de publiciteit is hij wel eens
ondergesneeuwd door de prestaties van Esther Vergeer, maar tegenwoordig
krijgt hij gelukkig ook steeds meer aandacht. Terecht, want aan de top
komen is, gelet op de concurrentie vele malen moeilijker dan bij de
vrouwen.´´ Stuurman heeft het in maatschappelijk opzicht perfect
voor elkaar. ,,Ik heb een afwisselend leven met het geven van tennisles,
mijn werk in een motorzaak en uiteraard mijn werk voor mijn eigen
bedrijf. Ik meet rolstoelen aan en zorg dat de gebruiker daar maximaal
mee uit de voeten kan. Ik weet uit ervaring hoe belangrijk dat is.´´ ‘Dat Rosalie er is, is een
wonder’ Eric Stuurman woont in Putten, maar komt nog
regelmatig in Sliedrecht. ,,Mijn ouders en een groot aantal vrienden
wonen daar nog. In Putten weet alleen mijn kapper wat ik doe en wat ik
gedaan heb. In Sliedrecht weet bijna het hele dorp dat. Ik heb ook nog
een oma in Dordrecht,´´ aldus Stuurman, die samenwoont met zijn Petra en
de trotse vader is van de tweejarige Rosalie. ,,Een wonder dat zij er
is. Het was letterlijk een hele bevalling. We hebben voor Petra
eindelijk zwanger was behoorlijk moeten afzien. Mijn grote probleem is
dat ik niet zelfstandig zaad op kan wekken. Dat kan alleen met behulp
van elektroshocks die onder narcose worden toegebracht.´´ Daarna moest
de bevruchting in een reageerbuis, een zogenoemde ivf-behandeling, tot
stand worden gebracht. ,,Acht behandelingen was het maximum. En pas bij
de laatste keer was het raak en kon de ontstane embryo in de baarmoeder
van Petra worden teruggeplaatst. Als het uiteindelijk niet was gelukt,
waren we daar best uitgekomen, maar nu Rosalie er is, genieten we elke
seconde van haar.´´ Klik op het logo hieronder om uw MX Boek hier rechtstreeks te bestellen!
|