Niet goed
functionerende schokdempers zijn altijd gevaarlijk. Wat je merkt als
de schokdemper
en voorvork slecht
functioneren:
·
Nadeinen
van de motor nadat je over een hobbel of door een kuil bent gereden
· Je moet continu zwaar sturen om
de motor in een lijn te houden
·
In
bochten gaat het sturen moeizaam en uw banden kunnen gaan ‘dribbelen’
·
Je voorvork ‘zoekt’ de rechte lijn
en de achtervering pendelt (onstabiele motorfiets)
Onderstaand kun je
lezen hoe je een test uitvoert waarmee je zelf de oorzaak kunt
vaststellen van een of
meer van bovenstaande ongemakken. Een oorzaak vraagt om
een oplossing en die
hebben we er daarom ook bij gezet. Ook als de ongemakken niet
duidelijk waarneembaar
zijn en je toch het gevoel hebt dat het ‘rijgedrag’ van
je motor beter kan, kun
je dezelfde test uitvoeren.
De uitkomst van de test
zal je duidelijk maken of dat en hoe U de prestaties van uw
schokdemper en voorvork kunt verbeteren.
Test zelf de prestaties van je vering
Onderstaand worden drie
testhandelingen beschreven die jezelf kunt uitvoeren bij
een stilstaande
motor.
Doe dit samen met
iemand die je motor in balans houdt.
1)
Knijp de voorrem in, druk de motor
met je volle gewicht in de voorvering, laat op
het laagste punt los.
In het ideale geval veert
de motor vlot terug.
De demping is zo afgesteld dat de motor
gelijkmatig terug veert en
in een keer stil
staat.
Nadeinen hoort niet!
Net zo min als in
een ruwe klap, of juist heel er
traag, omhoog komen.
2)
Druk de achterkant van de motor
stevig in de veren en laat op het
diepste punt los.
De motor moet regelmatig
(gedempt) en in een vloeiende
beweging
omhoog komen.
Te snel terugveren is niet
goed. Net als nadeinen of een heel trage
veerreactie.
3)
Ga op de motorfiets zitten zoals
je
hem normaal gesproken berijdt.
En veer de motor in.
U zit goed als uw motor nu voor en achter even diep in de vering zakt.
Zo niet,
dan is
de afstelling tussen voor en achter niet in balans.
Als uw motor bij deze
handelingen voorbeeldig ‘gedrag’ vertoont, zijn vering en
demping ‘standaard’ in
orde. Als U standaard niet goed genoeg vindt
en de veereffecten van uw schokdemper en
voorvork optimaal wil laten
aansluiten bij je ‘persoonlijke’
voorkeur, adviseren wij je een meer
uitgebreide rijtest te doen.
Je persoonlijke
voorkeur kunt je hebben ten aanzien van het comfort en
de
rijeigenschappen van je motor.
Een voor je zelf ideale
vering kunt je realiseren als je rekening houdt met
het gewicht waarmee je de motor belast.
Als U comfortabel en
veilig wilt motorrijden moet U de vering ook
aanpassen aan de omstandigheden
waarin U langdurig rijdt.
Met de uitkomsten van
de rijtest kunt U vaststellen op welk onderdeel– en
hoe u de veringen het best kunt
afstellen.
De rijtest is zeker
raadzaam als U na de drie testhandelingen geconstateerd
heeft dat de vering niet optimaal
functioneert.
U kunt door middel van
een wijziging in de afstelling van uw schokdemper
en voorvork proberen de
problemen op te lossen.
Voorvork Klachten
kunnen zijn:
- voorvork spreekt slecht aan
- voorvork slaat in het stuur bij
accelereren en/of bij spoorvorming
- oncomfortabel
- voorwiel stuitert op
knippen
- motor zakt te diep in de
veren
- te veel negatieve veerweg
- neigt tot doorslaan bij het
remmen
- voorvork schud bij remmen en
bergafwaarts rijden
- voorvork spreekt slecht aan
- slaat in het stuur bij
accelereren
- voorwiel stuitert bij hard
remmen
- voorvork slaat door bij remmen
of bodem oneffenheden
- snel induiken bij remmen
- voorvork veert te langzaam uit
- oncomfortabel
- voorwiel vangt oneffenheden niet
goed op
- indirect stuurgedrag
- voorzijde is onrustig
- nadeinen en doorslaan op
oneffenheden
- voorvork veert te snel uit
- voorvork slaat door
- stuiteren van het voorwiel
- progressieve verharding van veer
te weinig naar het einde van slag
- hard aanspreken
- neiging tot slaan in het stuur
- voorwiel stuitert bij remmen
door afblokken in de hydraulische stop
- oncomfortabel
Oorzaak en Oplossing
- veervoorspanning te hoog -
veervoorspanning verlagen
- te harde veer - eventueel
progressieve veren met lichtere beginwaarde monteren
- veervoorspanning te laag -
veervoorspanning verhogen
- te zachte veer - eventueel
progressieve veren met zwaardere beginwaarde monteren
- ingaande demping te hard -
verlagen van ingaande demping
- eventueel dunnere olie gebruiken
- ingaande demping te zacht -
ingaande demping verhogen
- eventueel dikkere olie gebruiken
- uitgaande demping te hard -
verlagen van uitgaande demping
- eventueel dunnere olie gebruiken
- uitgaande demping te zacht -
uitgaande demping verhogen
- eventueel dikkere olie gebruiken
- luchtkamer te groot - verhogen
van het olieniveau met
kleine stapjes van 5 a 10 mm
- luchtkamer te klein - verlagen
van het olieniveau met
kleine stapjes van 5 a 10 mm
Schokdemper Klachten
kunnen zijn:
- te weinig negatieve veerweg
- motorfiets slaat in het stuur
bij spoorvorming of accelereren
- schokdemper spreekt slecht aan
- weinig comfort
- overbelasting van de vork bij
bergafwaarts rijden en remmen
- motor veert te diep in
- te veel negatieve veerweg
- oncomfortabel
- neigt tot doorslaan
- motorfiets zoekt bij
bodemoneffenheden
- erg oncomfortabel
- achterwiel neigt te gaan
stuiteren in snelle bochten men name bij accelereren
- achterwiel springt over
bodemoneffenheden
- motor slaat door bij inveren
- bij het doorslaan
komt de motor in onbalans
- motor neigt tot slingeren bij
het uitaccelereren van een bocht
- motor veert te langzaam uit
- achterwiel vangt oneffenheden
niet goed op
- neigt tot stuiteren bij
hobbelige bodemgesteldheid
- oncomfortabel
- neigt tot slingeren bij
spoorvorming
- motor veert te snel uit
- neigt tot nadeinen
- constante onrust aan de
achterzijde
- achterwiel neigt tot stuiteren
Oorzaak
en Oplossing
- veervoorspanning te hoog -
veervoorspanning verlagen
- eventuele zachtere veer monteren
- veervoorspanning te laag -
veervoorspanning verhogen
- eventueel harder veer monteren
- ingaande demping te hard -
verminderen van de ingaande demping
- eventueel demper intern laten aanpassen
- ingaande demping te zacht -
ingaande demping verhogen
- eventueel demper laten aanpassen
- versleten demper repareren
- uitgaande demping te hard -
uitgaande demping verminderen
- eventueel veervoorspanning
verhogen
- uitgaande demping te zacht -
uitgaande demping verhogen
- evt. veervoorspanning verlagen
- versleten demper repareren of
vervangen
De Veerweg
(Voorvork)
Totale veerweg
Voorwiel vrij van de grond A= 100%
Negatieve veerweg of Neutrale rijpositie
Met motorgewicht zonder rijder bij een juiste veervoorspanning B= 85% tot 65%
Negatieve veerweg
Met motorgewicht en berijder bij een juiste veervoorspanning C= 65% tot 50%
Schokdemper Totale veerweg
Achterwiel vrij van de grond A= 100%
Negatieve veerweg of Neutrale rijpositie
Met motorgewicht zonder
rijder bij een juiste veervoorspanning B= 94% tot 78%
Negatieve veerweg
Met motorgewicht en rijder bij een juiste veervoorspanning C= 65% tot 50%
Je hebt je testrit
gedaan. In het gunstige geval hebt je dankzij afstellingen die je
aan de schokdemper en
voorvork hebt uitgevoerd, goede
resultaten kunnen bereiken.
Als je na de testrit en
de afstellingen nog steeds niet tevreden bent over het resultaat
kun je grofweg drie
soorten oorzaken vaststellen:
1) je schokdemper en voorvork zijn
van een slechte kwaliteit
2) je schokdemper en voorvork zijn
op onderdelen versleten
3) je schokdemper en voorvork
kunnen niet goed afgesteld worden
Hieronder volgt een uitgebreide uitleg over de vering
van je motor specifiek
bij het rijden op het circuit.
Uitgangspunt: (fabrieks-) basis afstelling
Voordat je met de motor
het circuit op gaat, adviseren ik je de voorvork en de
schokdemper(s) zo af te
stellen zoals de fabrikant het voorschrijft.
Wanneer je een nieuwe
voorvork of schokdemper hebt, moet je deze gedurende tenminste een
uur in rijden
voordat je die mag gaan afstellen.
Indien aanwezig kunt je
over de navolgende afstelmogelijkheden beschikken:
Voorvork
- veervoorspanning
(I)
- ingaande demping
(II)
- uitgaande demping
(III)
- uitwisselen van de veer
- vergroten/verkleinen van de
luchtkamer
Schokdemper
- veervoorspanning
( VS )
- ingaande demping LOW speed
( CL )
- ingaande demping HIGH speed
( CH )
- uitgaande demping
( REB )
- lengte verstelling
( L )
Voordat je aan het afstellen
begint, moet je jezelf ervan overtuigen dat de
stick-slip van de voorvork minimaal is
en dat de voorvork goede
loopeigenschappen heeft.
Ontlucht je voorvork
ook regelmatig.
Zo min
mogelijk stick-slip wil zeggen dat de wrijving tussen lagers en
keerringen en de binnen– en
buitenpoten zo laag mogelijk moet zijn.
Verder moet de vork soepel
‘lopen’.
Dat laatste kunt je het
beste voelen als de voorvorkpoten uit de motorfiets
zijn en je deze een voor een met beide
handen indrukt.
Wanneer je de voorvorkpoten in de motor hebt zitten, kunt je na
de voorrem
te hebben ingeknepen de vork kleine stukjes indrukken (b.v. 5 a 10 mm tegelijk).
De voorvork moet dan
wanneer je stopt met druk uitoefenen weer nagenoeg
in de oorspronkelijke stand
terug komen.
Doet hij dit niet maar
blijft de vork staan in de stand waarin je hem hebt
gedrukt dan adviseren ik je de
voorvork te laten nakijken en eventueel
te reviseren.
Bij de achterschokdemper moet
je er
op letten dat alle lagers van b.v. de
achterbrug, maar vooral ook het link-systeem goed lopen.
Door het schoon maken (vooral door
afspuiten, met name met een stoomcleaner)
gaat na verloop van
tijd het vet uit de lagers en kunnen deze zwaar gaan lopen
of zelfs gaan vast zitten.
Dit beïnvloed ook de
goede werking van de demping uiteraard zeer nadelig,
terwijl het onmogelijk is om de
achtervering nog goed af te stellen.
Oplossingen voor basis problemen
Voor we verder gaan is
het belangrijk om te weten dat er twee factoren zijn
die een belangrijke rol spelen
bij het verder afstellen van de motor.
Dit zijn geometrie en demping.
Deze twee beïnvloeden
elkaar sterk, omdat demping een onderdeel is van
de geometrie.
Om problemen op te
kunnen lossen moet je dus voor je zelf kunnen stellen of
het hier gaat om een dempingprobleem
of om de geometrie.
Stuiteren, glijden
of oncomfortabel aanvoelen zijn problemen
die voortkomen uit de demping.
Slecht stuurgedrag
en/of slingeren van de voorvork komen
voort uit de
geometrie.
Vaak kan een probleem
dat voort komt uit de geometrie toch
m.b.v. het
aanpassen van de demping worden
opgelost.
Het is belangrijk dat
je kunt vaststellen wanneer je de demping– en
wanneer je de geometrie moet aanpassen, omdat
je er anders zonder het
probleem op te lossen er een nieuw probleem bij creëert.
Voordat je specifieke problemen als
stuiteren over oneffenheden etc.
gaat oplossen is het noodzakelijk er
voor te zorgen dat het stuurgedrag van
de motor goed is, de geometrie
moet dus kloppen.
Om het stuurgedrag goed
te krijgen werkt je met de geometrie en de
schokdemper.
De schokdemper speelt
een belangrijke rol in de hoogte van de achterkant
van de motor en beïnvloedt daardoor sterk het stuurgedrag.
De veervoorspanning
moet correct zijn,
de veer moet de juiste c-waarde (hardheid) hebben
en de
compressie- (ingaande) demping ( CL ) moet
niet te zacht zijn.
Als je er zeker van
bent dat de schokdemper niet te zacht is, stel je de
juiste rijhoogte aan de voorkant af, de
juiste voorvork hoek
(castor, de hoek die de hartlijn door de voorvork maakt ten
opzichte
van de verticaal) en de juiste offset (afstand tussen de
hartlijn door
de voorvorkpoten en hartlijn door de balhoofdpen).
Als dit allemaal in
orde is en het stuurgedrag van de motor is goed, dan kunt
je de fijn afstelling doen aan de
hand van de
demping.
Hiermee kunt je stuiter-,
grip– en comfort problemen oplossen.
Maar verstel de veervoorspanning ( VS )
met name van de
achterschokdemper niet meer, dit zou het stuurgedrag te veel
beïnvloeden.
Een goed functionerende
wielophanging is een uitgebalanceerde
combinatie van de veer, de veervoorspanning, de
demping, de condities
van het
circuit en de rijsnelheid.
Wat nu wanneer je een
aantal afstellingen geprobeerd hebt en het stuurgedrag
is nog steeds niet optimaal?
Ga dan terug naar de vorige
afstelling voordat je weer iets anders probeert.
Doet je dit niet, dan
ben je binnen de kortste keren het spoor volkomen bijster.
Als je er uiteindelijk
niet uitkomt, kunt je nog altijd terug naar de oorspronkelijke
fabrieksafstelling en
kun je weer opnieuw beginnen.
Slingeren van het voorwiel
Wanneer bij het
uitaccelereren van een bocht de voorvork slingert van links
naar rechts, maken veel mensen de
fout om de demping aan te passen.
De demping kan er
echter nooit de oorzaak van zijn dat de voorvork gaat slingeren.
Dit is een typisch
geometrie probleem.
De achterkant van de motorfiets is te
laag en omdat er geen druk (gewicht)
op het voorwiel is gaat het wiel
“vliegen”.
De achterkant van de
motorfiets kan te laag zijn omdat de schokdemper te kort is.
De oplossing is de
schokbreker langer te maken of te vervangen.
Het kan ook zijn dat de
schokdemper te zacht is. Om vast te stellen om
welk probleem het hier gaat, kunt je m.b.v. de
slagindicator op de
schokdemper vast stellen of de schokdemper te veel wordt samengedrukt
bij het uitaccelereren van een bocht.
Als dit het geval is
kun je de compressie stelknop ( CL ) harder zetten.
Wanneer het bereik
hiervan niet voldoende is kunt je iets meer
veervoorspanning ( VS ) geven of een hardere
veer monteren.
Stuiteren van het voorwiel
Wanneer het voorwiel
stuitert tijdens het aanremmen naar de bocht,
kan de voorvork of te hard of te zacht
zijn.
De voorvork is te hard wanneer na vol remmen de
slagindicator
ongeveer 20mm of meer van de totale slag vandaan
blijft.
Je kunt nu iets minder veervoorspanning (I) geven, als dit niet voldoende
is kun je de luchtkamer 5mm vergroten
dit kan door 5mm olie uit
de voorvork te halen.
De voorvork is te zacht
Wanneer na vol remmen
de slagindicator helemaal aan het einde van de
volledig slag staat.
Je kunt nu iets meer
voorspanning (I) geven (max.4mm), wanneer dit niet
voldoende is kun je de luchtkamer 5mm
verkleinen.
Wanneer het voorwiel stuitert midden in de bocht zonder dat er gas gegeven
wordt of wordt geremd, geef dan de voorvork
iets meer uitgaande-
(rebound) demping (III).
Wanneer de voorvork blijft
stuiteren, vergroot dan de voorvorkhoek (castor)
met 0,5 graden.
Wanneer dit niet
mogelijk is kunt U alsnog 5mm meer veervoorspanning (I)
proberen.
Wanneer het voorwiel op
het rechte eind stuitert dan raad ik je aan je
banden en velgen te controleren,
dit heeft niets met de demping te maken.
Wanneer de voorvork
stuitert na een oneffenheid in het circuit kun je
de uitgaande-
(rebound) demping (III)
harder maken.
Niet absorberen oneffenheden in het circuit
Wanneer de motor van zijn
lijn afwijkt over oneffenheden adviseren ik je
de ingaande (compressie)
demping (II) iets zachter af te stellen.
Wanneer hierdoor de
wegligging verslechtert probeer het dan met een iets
hardere ingaande demping (II).
Dit is iets wat je gewoon moet uitproberen.
Het heeft te maken met
de balans tussen demping en de
condities van het
circuit.
Feedback van de voorband
Wanneer U geen goede
feedback krijgt van de voorband is de voorvork
te zacht.
“Op de limiet”
rijden is pas dan mogelijk, wanneer je in staat bent een
zekere mate
van slip van de voorband
kunt voelen.
Dit is de feedback van de band.
Deze feedback kan nooit
optimaal zijn wanneer je met te weinig ingaande
demping (II) rijdt.
Stel de ingaande
demping (II) eventueel harder af.
Feedback van de achterband
Wanneer je geen goed
gevoel hebt met de achterband, de band geeft geen– of
onvoldoende informatie
door (feedback),geef dan meer ingaande demping ( CL ).
Pompen van de achterkant
Het zogenaamde “pompen” van de
achterkant treedt op tijdens het uitaccelereren
van de bocht.
Er zijn twee soorten
van bewegingen.
* Beweging met een geleidelijke, relatief langzame slag.
Hierbij is de ingaande demping (
CL ) te zacht.
Maak de ingaande demping ( CL ) harder.
Wanneer je de ingaande
demping ( CL ) niet harder kunt maken omdat je
aan het einde van de stelmogelijkheden
bent of de schokdemper is te hard
geworden over de oneffenheden, geef dan maximaal een
volle slag
meer veervoorspanning ( VS
).
* Beweging met een heel snelle, korte slag.
In dit geval is de schokdemper te
hard en moet de band te hard werken.
Maak de ingaande
demping ( CL ) zachter.
Stuiteren tijdens het remmen
Wanneer het achterwiel
begint te stuiteren tijdens het aanremmen van een bocht
(een beweging met een
korte slag en een hoge frequentie) kunt je
de ingaande demping ( CL ) zachter maken.
Wanneer het verschijnsel dan nog niet weg is kunt je ook de uitgaande
demping (REB
) zachter maken.
Soms kan maximaal een
volle slag minder veervoorspanning ( VS )
helpen.
Glijden van het achterwiel
Wanneer het achterwiel glijdt,
stel dan de ingaande demping ( CL ) iets zachter af.
Achtervering blokt bij volle slag
Meestal gebeurt dit
wanneer er door een gat in de baan gereden wordt.
Je kunt de ingaande
demping ( CL ) iets harder maken.
Als dit niet genoeg mocht zijn adviseren wij
je
een hardere veer te monteren.
Onvoldoende absorptie
Wanneer de schokdemper
niet voldoende de oneffenheden absorbeert, alleen
de ingaande demping (
CL ) iets zachter te maken.
Het is niet
noodzakelijk om de veer te veranderen. Dit vanwege het feit dat het
niet
de veer is die te hard
aanvoelt, maar de demping.
De veer is nodig om de motorfiets aan de achterkant
hoog te houden
voor een goed stuurgedrag.
Wanneer U de veer zou
aanpassen dan is het resultaat dat de schokdemper
nog steeds de oneffenheden
niet goed absorbeert (voelt nog steeds hard aan)
en dat het stuurgedrag slechter
zal zijn geworden.
Aan de hand van
bovengenoemde tekst moet het mogelijk zijn de basis afstelling
van je motor te controleren en waar nodig aan te
passen.
Het kan zijn dat een
aantal aanpassingen niet uitgevoerd kunnen worden
omdat je huidige voorvork of
achterschokdemper(s) deze verstelmogelijkheden
niet hebben of dat het
stelbereik onvoldoende is of niet
goed werkt.
Hier kunt je je afstellingen noteren
Afstelling
|
Afstelling
|
Voorvork
|
|
Uitgaande demping
|
|
Ingaande demping
|
|
Veervoorspanning
|
|
Fabrieksafstelling
|
|
Persoonlijke afstelling
|
|
Afstelling
|
Afstelling
|
Schokdemper Uitgaande demping
|
|
Ingaande demping
|
|
LOW / HIGH
|
|
Veervoorspanning
|
|
Fabrieks afstelling
|
|
Persoonlijke afstelling
|
|
Aanbevolen veringafstelling
tijdens de diverse
circuit omstandigheden
Harde ondergrond.
Op een hard circuit heb je niet veel elkaar
opvolgende knippen.
Het is op een hard circuit noodzakelijk
dat je wielen zoveel mogelijk contact
blijven houden met de ondergrond, zodat alle kleine oneffenheden bijna
niet voelbaar
zijn.
Zorg er voor dat je vering snel uitveert,
en soepeler terug veert, maar let
op dat de vering bij het springen niet door slaat.
Zachte (Zand) & Modderige
ondergrond
Op een zand circuit is aan te bevelen om
met een iets zwaardere vering te rijden
die langzamer terug veert.
Samengevat de diverse problemen die
voor komen uit de vering.
Te weinig vertraging bij remmen
Doorslaan bij knippen
Doorslaan op remknippen
Doorslaan op langere zandknippen
Voorzijde zakt te ver in bij afremmen
Bij het uitaccelereren vanuit een bocht klimt
de motor in de ketting
Voor vering voelt te hard aan
Voorvering voelt te slap aan
Voorvork slaat door
Zwabberend voorwiel
Achterwiel komt omhoog
Achterwiel komt omhoog bij de laatste remknip
Problemen bij het springen
Doorslaan bij landing na een sprong
Doorslaan bij een afsprong
Het voorwiel komt te ver omhoog
Het achter wiel / kant komt omhoog
Na veren bij een landing
Stuur problemen
in bochten
Onderstuur en het weglopen van het voorwiel in
een bocht
Overstuur en het naar binnen lopen van het
voorwiel
Verder
naar wielen en banden
© Copyright: Motocrossadviseur: Jan Müller 2009 #
motocrossadvies@ziggo.nl |